In deze zaak heeft de stichting Wonenbreburg een kort geding aangespannen tegen een huurder wegens ernstige overlast die hij veroorzaakt. De huurder, sinds 12 juli 2022 in het bezit van de woning, heeft zich niet als een goed huurder gedragen, wat blijkt uit meerdere klachten van omwonenden over geluidsoverlast, agressief gedrag en het gooien van huisraad. Ondanks eerdere waarschuwingen en een gedragsaanwijzing, bleef de overlast aanhouden. Wonenbreburg vorderde ontruiming van de woning, stellende dat er een spoedeisend belang is vanwege de onveiligheid die de overlast met zich meebrengt voor de omwonenden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is van de overlast en dat de huurder zich niet als goed huurder heeft gedragen. De rechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de ernst en de duur van de overlast. De huurder voerde aan dat hij hulp nodig heeft en dat zijn gedrag deels te wijten is aan provocatie door omwonenden, maar de rechter oordeelde dat dit niet voldoende was om de ontruiming te voorkomen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor de huurder om de woning te verlaten. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de proceskosten.