In deze zaak heeft de huurder, hierna te noemen [de huurder], de huur van een woning en een parkeerplaats opgezegd. De verhuurder, de besloten vennootschap CUSTODIAN VESTEDA FUND I B.V., betwist echter de ontvangst van deze huuropzegging. De huurder heeft de opzegging per aangetekende brief op 30 mei 2023 verzonden, maar de verhuurder stelt dat deze brief nooit is aangekomen. De huurder heeft vervolgens meerdere e-mails gestuurd waarin hij de opzegging bevestigt. De verhuurder heeft daarop een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomsten en betaling van huurachterstand.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder de huurovereenkomst tijdig heeft opgezegd, ondanks het feit dat de verhuurder de ontvangst van de opzegging betwist. De rechter oordeelt dat de huurder de intentie had om de huurovereenkomst te beëindigen en dat de verhuurder niet heeft aangetoond dat de opzegging niet is ontvangen. De kantonrechter concludeert dat de huurovereenkomst per 1 september 2023 is geëindigd en dat de huurder geen huur meer verschuldigd is na deze datum.
De vordering van de verhuurder tot betaling van huurachterstand wordt afgewezen, en de verhuurder wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de huurder een vordering ingesteld voor onverschuldigd betaalde huur, maar deze wordt afgewezen omdat er een rechtsgrond voor de betaling is. De kantonrechter vernietigt het eerdere verstekvonnis en wijst de vorderingen van de verhuurder af.