In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van het ouderschap van een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2022. De verzoekers, een vrouw en een man, hebben gezamenlijk verzocht om vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige en om gezamenlijk ouderlijk gezag. De vrouw is staatloos en de man is burger van Bosnië en Herzegovina. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van de minderjarige is, zoals bevestigd door een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw en de minderjarige op het moment van indiening van het verzoek in Nederland woonden, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vaststelling van het ouderschap, maar heeft het verzoek van de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft het ouderschap van de man over de minderjarige vastgesteld en bepaald dat de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Tevens is besloten dat de man en de vrouw gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Tilburg te sturen voor aantekening.