ECLI:NL:RBZWB:2024:70

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
10537210 \ CV EXPL 23-2146 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor geleverde gas en elektriciteit met betwisting van meterstanden

In deze civiele zaak heeft ENGIE Nederland Retail B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van kosten voor geleverde gas en elektriciteit. De overeenkomst tussen partijen is in 2020 gesloten en had een einddatum van 17 april 2023. ENGIE stelt dat [gedaagde] voor de levering in 2021 en 2022 nog diverse facturen moet betalen, in totaal € 3.621,22, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. [gedaagde] betwist de hoogte van de vorderingen en stelt dat hij geen kosten hoeft te betalen na de verkoop van zijn bedrijfspand op 15 maart 2022. Hij betwist ook de juistheid van de meterstanden en heeft tussentijdse betalingen gedaan die niet zijn verrekend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betalingsverplichting van [gedaagde] pas eindigt bij beëindiging van de overeenkomst, die pas op 19 maart 2022 is opgezegd. De rechter oordeelt dat ENGIE voldoende bewijs heeft geleverd van de meterstanden en dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter wijst de vordering van ENGIE toe, met uitzondering van een deel van de gevorderde opzegkosten. De totale vordering, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten, wordt vastgesteld op € 3.268,22, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10537210 \ CV EXPL 23-2146
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak van
ENGIE Nederland Retail B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: ENGIE,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [bedrijf] ,
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met één productie;
- de akte uitlating producties van ENGIE.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ENGIE heeft met [gedaagde] , handelend in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, in 2020 een overeenkomst tot levering van gas en elektriciteit voor en ten behoeve van het perceel [adres] in [plaats 2] gesloten, met als einddatum 17 april 2023. Op deze overeenkomst zijn onder meer de algemene voorwaarden en Productvoorwaarden van ENGIE van toepassing.
2.2.
In de productvoorwaarden is het volgende opgenomen:
“3.1 Beëindiging overeenkomst
Deze overeenkomst kunt u beëindigen door opzegging bij ENGIE of via uw nieuwe leverancier. Verbreekt u de overeenkomst voordat de initiële looptijd is verstreken, dan kan ENGIE opzegkosten in rekening brengen. Dit geldt ook als u de overeenkomst voortijdig beëindigt als gevolg van een verhuizing waarbij u het nieuwe adres niet aanmeldt. De kosten zijn per opgezegd product bij een resterende looptijd van:
a. minder dan 1,5 jaar €50 per product
b. tussen de 1,5 en 2 jaar €75 per product
c. tussen de 2 en 2,5 jaar € 100 per product
d. meer dan 2,5 jaar € 125 per product”
2.3.
In de algemene voorwaarden is opgenomen:
“21.3 Heeft u een overeenkomst met een vaste einddatum en beëindigt u deze overeenkomst eerder dan de afgesproken einddatum? Dan kunnen wij u hiervoor een opzegvergoeding in rekening brengen. […]”
2.4.
De overeenkomst is enkele keren wegens wanbetaling ontbonden, althans de levering is beëindigd en ook weer hervat. Vanaf 26 november 2021 is opnieuw de levering van elektriciteit en gas overeengekomen. Voor de producten is nu per product een aparte overeenkomst opgemaakt. De einddatum van beide overeenkomsten [verder ‘de overeenkomst’] is 17 april 2023 gebleven.
2.5.
[gedaagde] moet op grond van de overeenkomst elke maand een voorschotbedrag voor elektriciteit en een voorschotbedrag voor gas betalen. ENGIE stuurt één keer per jaar een jaarrekening en bij beëindiging van de overeenkomst wordt een eindafrekening opgemaakt, beide op basis en onder vermelding van de meterstanden. Al in rekening gebrachte voorschotbedragen worden bij het opmaken van de jaar-/eindafrekening met het over de betreffende periode verschuldigde bedrag verrekend, ongeacht of deze al zijn betaald of niet.
2.6.
[gedaagde] heeft de overeenkomst per 19 maart 2022 opgezegd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
ENGIE vordert, samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.621,22, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 mei 2023 over een bedrag van € 2.932,47, en proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van ENGIE, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van ENGIE, met veroordeling van ENGIE in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna in onderdeel 4 (De beoordeling) voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Standpunten ENGIE
4.1.
ENGIE stelt dat [gedaagde] voor de levering van elektriciteit en gas door ENGIE aan [gedaagde] in 2021 en 2022 nog diverse facturen moet betalen. Het betreft de volgende facturen met de daarbij behorende openstaande bedragen:
[factuur 1] Eindafrekening elektriciteit en gas 13-9-2021 t/m 6-11-2021 € 31,22
[factuur 2] Voorschot elektriciteit februari 2022 € 718,00
[factuur 3] Voorschot gas maart 2022 € 432,00
[factuur 4] Voorschot elektriciteit maart 2022 € 718,00
[factuur 5] Eindafrekening gas 1-1-2022 t/m 19-3-2022 € 1.977,98
[factuur 6] Eindafrekening elektriciteit 26-11-2021 t/m 19-3-2022 € 944,73 -
In totaal moet [gedaagde] in verband met deze facturen nog een bedrag van € 2.932,47 betalen.
De verbruikskosten op de facturen zijn gebaseerd op de meterstanden die ENGIE heeft gekregen van de slimme meter van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de overeenkomst voor de levering van deze producten vóór het einde van de overeengekomen tijd beëindigd. Volgens de van toepassing zijnde voorwaarden moet hij in dat geval ook opzegkosten van € 50,00 per product betalen. Doordat [gedaagde] de aan hem gefactureerde bedragen niet heeft betaald, is hij vanaf de vervaldatum van de facturen in verzuim geraakt. Daarom moet hij op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf dat moment de wettelijke handelsrente betalen. Daarnaast moet hij op grond van artikel 6:96 lid 4 BW de buitengerechtelijke incassokosten betalen. Deze kosten bedragen € 418,25 volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Standpunten [gedaagde]
4.2.
betwist de hoogte van de vorderingen. Ten eerste heeft hij zijn bedrijfspand aan de [adres] in [plaats 2] per 15 maart 2022 verkocht en geleverd aan een nieuwe eigenaar. Daarom hoeft hij kosten voor elektriciteit en/of gas van na deze datum niet te betalen. Ten tweede betwist [gedaagde] dat de meterstanden juist zijn. De meterstanden zijn door ENGIE niet onderbouwd en bovendien heeft de bedrijfsvoering van [gedaagde] sinds het uitbreken van de coronapandemie in maart 2020 tot en met begin 2022 nagenoeg stil gelegen. Daarom heeft hij in die periode nagenoeg geen gas en elektra gebruikt. [gedaagde] heeft in die periode de kosten scherp in de gaten gehouden en vanwege de voorschotnota’s contact opgenomen met Enexis en de storing/onjuiste verbruikscijfers daar gemeld. Ten derde heeft [gedaagde] tussen-tijdse betalingen gedaan, maar die zijn niet verrekend. Overigens blijkt uit de ene bijlage in productie 7 dat de vordering € 3.427,44 zou zijn en uit de andere € 3.611,94. Daarnaast betwist [gedaagde] de hoogte van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, enerzijds omdat hij de hoofdsom betwist, anderzijds omdat deze onjuist en niet proportioneel is. Tot slot verzoekt [gedaagde] om een eventuele toewijzing van de vordering niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat ENGIE niet gemotiveerd heeft waarom een ingesteld hoger beroep de uitvoerbaarheid niet zou moeten schorsen.
Energiekosten
4.3.
Vast staat dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor de levering van elektriciteit en gas. Niet betwist is dat ENGIE deze producten ook aan [gedaagde] geleverd heeft. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel verplicht is om zijn betalingsverplichtingen op grond van deze overeenkomst na te komen.
4.4.
[gedaagde] stelt dat hij niet hoeft te betalen voor energielevering na het moment waarop hij zijn pand heeft verkocht en geleverd aan een nieuwe eigenaar. De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsverplichting van [gedaagde] jegens ENGIE hierdoor niet is geëindigd.
De betalingsverplichting van [gedaagde] eindigt immers pas op het moment dat de overeenkomst met ENGIE wordt beëindigd. Vaststaat dat de overeenkomst is geëindigd door opzegging van [gedaagde] per 19 maart 2022. Dit betekent dat [gedaagde] tot die datum een betalingsverplichting naar ENGIE heeft.
4.5.
[gedaagde] betwist daarnaast de hoogte van de door ENGIE in rekening gebrachte kosten voor elektriciteit en gas, omdat de meterstanden niet juist zouden zijn. ENGIE heeft gesteld dat deze meterstanden zijn doorgegeven via de slimme meter. Zij heeft ook een uitdraai van het EDSN (het meetregister van Energie Data Services Nederland) overgelegd waarop de door haar gehanteerde meterstanden staan vermeld. De kantonrechter is van oordeel dat in beginsel van deze meetgegevens moet worden uitgegaan.
Voor zover [gedaagde] heeft gesteld dat de slimme meter niet goed functioneerde, althans dat de meetgegevens niet kloppen met het verbruik, heeft [gedaagde] zijn verweer niet, althans onvoldoende onderbouwd. Weliswaar kan het stilliggen van bedrijfsvoering in de betreffende meetperiodes een indicatie zijn dat hoge meterstanden niet juist zijn, maar uit niets blijkt dat de bedrijfsvoering van [gedaagde] daadwerkelijk stil lag in de betreffende meetperiodes. Zoals ENGIE heeft aangevoerd, vereisten de overheidsmaatregelen tijdens de coronapandemie dit niet en evenmin heeft [gedaagde] bedrijfsgegevens overgelegd waaruit zou kunnen volgen dat zijn bedrijfsvoering daadwerkelijk stillag. Ook staat niet vast dat [gedaagde] een klacht heeft ingediend bij Enexis over eventuele storingen van de slimme meter.
De door hem overgelegde productie 1 bij conclusie van dupliek geeft enkel weer hoe via internet een melding gedaan kan worden bij Enexis, maar is geen weergave van een daadwerkelijk door [gedaagde] ingediende klacht. Nu ENGIE bovendien heeft aangegeven dat zij van Enexis geen bericht heeft ontvangen dat de meterstanden gecorrigeerd moesten worden, lag het op de weg van [gedaagde] om zijn verweer nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de meetgegevens juist zijn. De in rekening gebrachte verbruikskosten zijn op deze meetgegevens gebaseerd. De kantonrechter zal de hierop gebaseerde vordering tot betaling van verbruikskosten voor elektriciteit en gas dan ook toewijzen.
4.6.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat hij tussentijdse betalingen aan ENGIE heeft gedaan, die niet in mindering zijn gebracht op de hoofdsom. [gedaagde] heeft echter, ondanks de betwisting van ontvangst door ENGIE, op geen enkele manier onderbouwd waaruit deze tussentijdse betalingen blijken en om welk bedrag aan tussentijdse betalingen het gaat. De kantonrechter gaat daarom aan dit verweer voorbij.
Opzegkosten4.7. ENGIE maakt aanspraak op opzegkosten. Deze zijn volgens haar en op grond
van de door haar gehanteerde tabel € 50,00 per product, uitgaande van een resterende looptijd van minder dan 1,5 jaar (19 maart 2022 tot 17 april 2023). De kantonrechter constateert echter dat op de door ENGIE gestuurde eindafrekening van 2022 een bedrag van € 125,00 aan opzegkosten gas in rekening is gebracht. Nu er slechts grond bestaat voor € 50,00 per product, zal de kantonrechter de opzegkosten toewijzen tot een bedrag van € 100,00 (tweemaal € 50,00).
Wettelijke rente
4.8.
ENGIE vordert betaling van wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de facturen. Dit is in overeenstemming met de wettelijke vereisten van artikel 6:119a BW. ENGIE heeft echter de wettelijke handelsrente mede berekend over de hogere opzegkosten gas. Daarom zal de kantonrechter de wettelijke rente over dat hogere deel (een bedrag van € 75,00) afwijzen. De wettelijke handelsrente over het resterende bedrag van € 2.857,47 (€ 2.932,47 - € 75,00) zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.9.
ENGIE vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan.
De hoogte van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom zal de kantonrechter het wettelijke tarief toewijzen dat hoort bij een hoofdsom van € 2.857,47, zijnde € 410,75.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
ENGIE verzoekt om de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
[gedaagde] voert verweer tegen dit verzoek. De kantonrechter moet in dat geval een belangenafweging maken. Uitgangspunt daarbij is dat een uitgesproken veroordeling in principe uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd als het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van ENGIE bij dit uitgangspunt. [gedaagde] heeft niet onderbouwd waarom afwijking van het uitgangspunt gerechtvaardigd zou zijn en op grond waarvan zijn belang zwaarder weegt dan het belang van ENGIE. De kantonrechter zal het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring daarom toewijzen.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom (€ 2.932,47 minus € 75,00 aan te veel in rekening gebrachte opzegkosten)
2.857,47‬
- buitengerechtelijke incassokosten
410,75
+
totaal
3.268,22
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten van ENGIE worden veroordeeld. Die kosten worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
580,00
(2,50 punten × € 232,00)
Totaal
1.174,84
4.13.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de door ENGIE gevraagde nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als ENGIE na deze uitspraak ook nog kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 116,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR: 2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ENGIE een bedrag te betalen van € 3.268,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 2.857,47, met ingang van de vervaldata van de respectievelijke facturen, tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van ENGIE, vastgesteld op € 1.174,84;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.