Uitspraak
handelend onder de naam [bedrijf] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met één productie;
- de akte uitlating producties van ENGIE.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
De verbruikskosten op de facturen zijn gebaseerd op de meterstanden die ENGIE heeft gekregen van de slimme meter van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de overeenkomst voor de levering van deze producten vóór het einde van de overeengekomen tijd beëindigd. Volgens de van toepassing zijnde voorwaarden moet hij in dat geval ook opzegkosten van € 50,00 per product betalen. Doordat [gedaagde] de aan hem gefactureerde bedragen niet heeft betaald, is hij vanaf de vervaldatum van de facturen in verzuim geraakt. Daarom moet hij op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf dat moment de wettelijke handelsrente betalen. Daarnaast moet hij op grond van artikel 6:96 lid 4 BW de buitengerechtelijke incassokosten betalen. Deze kosten bedragen € 418,25 volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
De betalingsverplichting van [gedaagde] eindigt immers pas op het moment dat de overeenkomst met ENGIE wordt beëindigd. Vaststaat dat de overeenkomst is geëindigd door opzegging van [gedaagde] per 19 maart 2022. Dit betekent dat [gedaagde] tot die datum een betalingsverplichting naar ENGIE heeft.
De door hem overgelegde productie 1 bij conclusie van dupliek geeft enkel weer hoe via internet een melding gedaan kan worden bij Enexis, maar is geen weergave van een daadwerkelijk door [gedaagde] ingediende klacht. Nu ENGIE bovendien heeft aangegeven dat zij van Enexis geen bericht heeft ontvangen dat de meterstanden gecorrigeerd moesten worden, lag het op de weg van [gedaagde] om zijn verweer nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de meetgegevens juist zijn. De in rekening gebrachte verbruikskosten zijn op deze meetgegevens gebaseerd. De kantonrechter zal de hierop gebaseerde vordering tot betaling van verbruikskosten voor elektriciteit en gas dan ook toewijzen.
De hoogte van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom zal de kantonrechter het wettelijke tarief toewijzen dat hoort bij een hoofdsom van € 2.857,47, zijnde € 410,75.
[gedaagde] voert verweer tegen dit verzoek. De kantonrechter moet in dat geval een belangenafweging maken. Uitgangspunt daarbij is dat een uitgesproken veroordeling in principe uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd als het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van ENGIE bij dit uitgangspunt. [gedaagde] heeft niet onderbouwd waarom afwijking van het uitgangspunt gerechtvaardigd zou zijn en op grond waarvan zijn belang zwaarder weegt dan het belang van ENGIE. De kantonrechter zal het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring daarom toewijzen.