In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek tot verlenging is ingediend door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, en is ontvangen op de laatste dag van de geldigheid van de bestaande ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het indienen van het verzoek op deze laatste dag onaanvaardbaar is, omdat dit het onmogelijk maakt om een mondelinge behandeling te plannen voor het verstrijken van de maatregel. Desondanks heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling ambtshalve te verlengen voor de duur van een maand, omdat de gronden voor verlenging voorlopig lijken te zijn voldaan en het belang van [minderjarige] zwaarder weegt dan het abrupt beëindigen van de maatregel. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De verdere behandeling van het verzoek zal op een later moment plaatsvinden, waarbij belanghebbenden zijn opgeroepen om te verschijnen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, Joosen.