ECLI:NL:RBZWB:2024:7009

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/424679 / FA RK 24-3277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van verhaalsbedrag voor onderhoudsplichtige ten opzichte van minderjarige kinderen

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak tussen de gemeente Bergen op Zoom en een man, die als onderhoudsplichtige is aangemerkt voor zijn minderjarige kinderen. De gemeente had verzocht om het verhaalsbedrag dat de man verschuldigd is voor de kosten van bijstand aan zijn kinderen te wijzigen. De man en de vrouw van wie hij gescheiden is, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onderhoudsplichtig is en dat de gemeente sinds 31 december 2019 bijstand verleent aan de vrouw en de kinderen. De man heeft eerder een verhaalsbedrag van € 25,00 per maand moeten betalen, maar de gemeente heeft dit bedrag verhoogd naar € 175,00 per maand, gezien de financiële omstandigheden van de man en de geboorte van een tweede kind. De man heeft het nieuwe verhaalsbedrag niet voldaan, wat heeft geleid tot een achterstand. De rechtbank heeft het verzoek van de gemeente om het verhaalsbedrag te wijzigen toegewezen, omdat de man geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft het verhaalsbedrag vastgesteld op € 644,16 voor de periode tot en met 30 april 2024 en € 175,00 per maand met ingang van 1 mei 2024, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw en de kinderen voortduurt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/424679 / FA RK 24-3277
beschikking d.d. 18 oktober 2024
in de zaak van
de gemeente Bergen op Zoom,
hierna te noemen de gemeente,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van de ISD Brabantse Wal te Bergen op Zoom,
gemachtigde: [naam] ,
tegen
[de man],
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen de man.

1.Het procesverloop

De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 17 juli 2024 ingekomen verzoekschrift tot verhaal, met bijlagen;
- de op 25 juli 2024 door de griffier aan de man verzonden brief.

2.De feiten

2.1.
De man en mevrouw [de vrouw] (hierna: de vrouw) zijn de ouders van de navolgende, thans nog minderjarige, kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2019;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2022.
2.2.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3.
De man en de vrouw hebben de Eritrese nationaliteit.
2.4
De gemeente verstrekt (met terugwerkende kracht) sinds 31 december 2019 aan de vrouw een uitkering op grond van de Participatiewet. Deze uitkering strekt mede ten behoeve van de bij haar verblijvende minderjarigen.
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 26 mei 2021 is het verhaalsbedrag dat de man in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens voornoemde [minderjarige 1] dient te betalen ter zake van reeds gemaakte kosten van bijstand over het tijdvak 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 vastgesteld op € 125,00. Verder is het verhaalsbedrag dat de man in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens voornoemde minderjarige met ingang van 1 januari 2021 aan de gemeente dient te betalen vastgesteld op € 25,00 per maand, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw en [minderjarige 1] voortduurt.
2.5
Mede gelet op de geboorte van [minderjarige 2] op [geboortedag 2] 2022 heeft de gemeente in het kader van een heronderzoek bij brieven van 2 maart 2022 en 23 april 2024 de man aangeschreven en hem verzocht inlichtingen omtrent zijn financiële omstandigheden te verstrekken. Aan beide verzoeken heeft de man gevolg gegeven.
2.6
Bij beschikking van 11 juni 2024 heeft de gemeente gelet op de door de man verstrekte gegevens het verhaalsbedrag vastgesteld op € 175,00 per maand voor beide minderjarige kinderen, zulks met ingang van 1 mei 2024.
2.7
De man heeft de door de gemeente vastgestelde verhaalsbijdrage niet aan haar voldaan, waardoor een achterstand is ontstaan.

3.De beoordeling

3.1
De gemeente verzoekt het door de man ten behoeve van zijn minderjarige kinderen verschuldigde (achterstallige) verhaalsbedrag voor de periode tot en met 30 april 2024 vast te stellen op een bedrag van € 644,16 en met ingang van 1 mei 2024 vast te stellen op een bedrag van € 175,00 per maand, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw en de minderjarigen voortduurt.
3.2
De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat wordt verzocht om het bij voornoemde beschikking van 26 mei 2021 vastgestelde verhaalsbedrag (van € 25,00 per maand) te wijzigen.
3.3
De man heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
3.4
De rechtbank overweegt als volgt. De man is als ouder op grond van artikel 1:392 van het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtig ten opzichte van zijn minderjarige kinderen.
Ingevolge artikel 62 van de Participatiewet kunnen kosten van bijstand worden verhaald tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt. Nu sinds 31 december 2019 bijstand wordt verleend aan de vrouw, mede ten behoeve van de minderjarigen voor wie de man onderhoudsplichtig is, heeft de gemeente kosten van bijstand gemaakt die voor verhaal in aanmerking komen.
3.5
Het verzochte zal, omdat het op de wet is gebaseerd en de man geen verweer heeft gevoerd, als onweersproken op onderstaande wijze worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 26 mei 2021 ten aanzien van het verhaalsbedrag als volgt:
stelt het verhaalsbedrag dat de man in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2019, en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2022, dient te betalen ter zake van reeds gemaakte kosten van bijstand over de periode tot en met 30 april 2024 vast op € 644,16;
stelt het verhaalsbedrag dat de man in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens voornoemde minderjarigen met ingang van 1 mei 2024 aan de gemeente dient te betalen vast op € 175,00 per maand, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw en de minderjarigen voortduurt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024, in tegenwoordigheid van De Pooter, griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..