ECLI:NL:RBZWB:2024:7012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426155 / JE RK 24-1580
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met psychische problematiek van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door de psychische problematiek van de moeder. De moeder heeft tot op heden geen openheid gegeven over haar psychische gesteldheid en lijkt de zorgen van de hulpverlening niet te herkennen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 13 september 2024, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren, maar de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij zijn tante verblijft, waar hij veiligheid en stabiliteit ervaart. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden uit te spreken en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de tante toe te kennen, met de nadruk op het belang van de psychische gezondheid van de moeder en de noodzaak voor de minderjarige om de hulp te krijgen die hij nodig heeft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/426155 / JE RK 24-1580
datum uitspraak: 23 september 2024
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. N.A. Boelhouwer,
en
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg,
hierna te noemen de GI.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 30 augustus 2024.
1.2.
Op 13 september 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is geen vertegenwoordigster van de GI verschenen.
1.3.
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Boelhouwer namens de moeder een brief overhandigd en deze voorgelezen. De brief maakt onderdeel uit van de processtukken.
1.4.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld met de kinderrechter in gesprek te gaan over het verzoek. Van deze gelegenheid heeft [minderjarige] geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beslissing van 12 juli 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 juli 2024 tot 2 oktober 2024. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 12 juli 2024 tot 2 oktober 2024.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij zijn tante (mevrouw [naam] ) voor de duur van twaalf maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Voor de onderbouwing van haar verzoek geeft de Raad aan dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De grootste zorg ziet op de psychische problematiek van de moeder. [minderjarige] wordt regelmatig blootgesteld aan stress en emoties van de moeder. Ook vertoont zij onvoorspelbaar en onberekenbaar gedrag, waardoor sprake is van een acute, onveilige situatie voor [minderjarige] . Op grond van de machtiging tot uithuisplaatsing verblijft [minderjarige] bij zijn tante (mz). Hij ervaart bij zijn tante veiligheid, stabiliteit en voorspelbaarheid. Hij wordt niet langer blootgesteld aan stress, spanningen en emoties. De Raad vindt het niet verantwoord om [minderjarige] terug te plaatsen bij de moeder zolang zij nog geen langdurige en aantoonbare behandeling heeft gehad. De moeder lijkt nog steeds geen inzicht te hebben in haar eigen psychische gesteldheid en wil ook geen inzicht hierin geven aan de hulpverlening. Daarnaast maakt de Raad zich zorgen over de beleving van [minderjarige] van de gehele situatie. Het is onduidelijk wat het voor [minderjarige] betekent dat hij in deze situatie opgroeit en wat de mogelijke gevolgen voor hem zijn. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, zodat de moeder de tijd heeft om het gevraagde inzicht te geven en hieraan met de juiste ondersteuning te werken. Daarnaast verzoekt de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. Een langere uithuisplaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk. De Raad heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder op dit moment zelfstandig voor [minderjarige] kan zorgen. De tante is bereid om de zorg voor [minderjarige] op zich te blijven nemen. Mocht de moeder eerder zelfstandig in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen, dan hoeft de termijn van twaalf maanden niet volgemaakt te worden.
4.2.
Uit het raadsrapport blijkt dat de GI het verstandig vindt om [minderjarige] nog niet terug bij de moeder te plaatsen. De moeder heeft nog veel stappen te zetten en er moet eerst goed inzicht komen in de psychische gesteldheid van de moeder. Daarnaast geeft de GI aan dat inmiddels een aanmelding is gedaan voor pleegzorgbegeleiding.
4.3.
De moeder stemt in met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar voert verweer tegen de gevraagde machtiging tot uithuisplaatsing. Volgens de moeder is zij in staat om voor [minderjarige] te zorgen. Zij heeft structuur aangebracht in haar leven en zij is psychisch stabiel. [minderjarige] heeft bij haar zijn eigen leventje en zijn vrienden missen hem.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Daarnaast kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265b lid 1 BW de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3.
Op grond van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling stelt de kinderrechter vast dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Tot op heden geeft de moeder geen openheid over haar psychische gesteldheid en zij lijkt de geuite zorgen niet te herkennen. De kinderrechter benadrukt het belang dat de moeder zich open stelt voor onderzoek naar haar psychische gezondheid. Zolang dit niet gebeurt, blijft de twijfel bestaan over haar vermogen om voor [minderjarige] te zorgen en kan [minderjarige] niet terug naar huis. Daarnaast is het belangrijk dat [minderjarige] de hulp gaat krijgen die hij nodig heeft. [minderjarige] heeft veel meegemaakt en hij lijkt erg gesloten te zijn. Er moet zicht komen op zijn belevingswereld en hoe hij zich verder ontwikkelt. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling uitspreken voor de duur van twaalf maanden. In de komende periode moet worden gewerkt aan de volgende doelen:
- [minderjarige] groeit op in een veilige omgeving waar hij kan rekenen op de steun van een volwassene die hem veiligheid, structuur en voorspelbaarheid biedt;
- [minderjarige] groeit op in een omgeving waar hij niet wordt geconfronteerd met stress, emoties en psychische problemen van een volwassene die een vertrouwensfiguur voor hem hoort te zijn;
- [minderjarige] heeft een structureel en ontspannen contact met de moeder;
- Er komt meer zicht op de belevingswereld van [minderjarige] ten opzichte van de thuissituatie bij de moeder.
Om bovenstaande doelen te behalen acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [minderjarige] nog langer bij zijn tante verblijft. De kinderrechter ziet een moeder die het beste wil voor [minderjarige] , maar de zorgen of zij op dit moment in staat is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen zijn te groot. Zoals al overwogen is het noodzakelijk dat de zorgen over de psychische gezondheid van de moeder in kaart worden gebracht. Hiervoor is de medewerking van de moeder nodig en de kinderrechter drukt de moeder op het hart om zich hiervoor open te stellen. De GI heeft toegelicht dat de tante bereid is de zorg over [minderjarige] langer op zich te nemen en dat inmiddels een aanmelding is gedaan voor pleegzorgbegeleiding. Op die manier krijgt de tante handvatten rondom de opvoeding van [minderjarige] . Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij zijn tante (netwerkplaatsing) voor de duur van twaalf maanden toewijzen.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.

6.De beslissing

De kinderrechter
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, met ingang van 2 oktober 2024 tot 2 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij zijn tante mevrouw
[naam] (netwerkplaatsing) met ingang van 2 oktober 2024 tot 2 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024 door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 23 september 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.