In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door de psychische problematiek van de moeder. De moeder heeft tot op heden geen openheid gegeven over haar psychische gesteldheid en lijkt de zorgen van de hulpverlening niet te herkennen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 13 september 2024, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren, maar de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij zijn tante verblijft, waar hij veiligheid en stabiliteit ervaart. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden uit te spreken en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de tante toe te kennen, met de nadruk op het belang van de psychische gezondheid van de moeder en de noodzaak voor de minderjarige om de hulp te krijgen die hij nodig heeft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.