ECLI:NL:RBZWB:2024:7014

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/423451 / FA RK 24-2714
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag in een zaak van een minderjarige met een onbereikbare ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag over een minderjarige. De vrouw, die samen met de man het ouderlijk gezag uitoefende, verzocht de rechtbank om het gezag alleen aan haar toe te kennen. De man had al geruime tijd geen contact meer met de minderjarige en was onbereikbaar, wat leidde tot zorgen over de veiligheid van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn verantwoordelijkheden als ouder niet heeft opgepakt, ondanks de betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het in haar belang is dat het gezag alleen bij de vrouw komt te liggen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en benadrukt dat het ouderlijk gezag losstaat van het contact tussen de man en de minderjarige. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/423451 / FA RK 24-2714
datum uitspraak 10 oktober 2024
beschikking over het ouderlijk gezag
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.C.G.M. van Hoof,
en
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T. Möller.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 12 juni 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- het op 23 september 2024 ingediende verweerschrift van de man;
- het e-mailbericht van mr. Möller van 25 september 2024 met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 26 september 2024. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Ook waren aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI.
1.3. De [minderjarige] is gelet op haar leeftijd uitgenodigd om aan de kinderrechter te vertellen wat zij belangrijk vindt en wat haar wensen en behoeften zijn. Van deze gelegenheid heeft [minderjarige] gebruik gemaakt en zij heeft op 23 september 2024 met de kinderrechter gesproken. De inhoud van het gesprek met [minderjarige] heeft de kinderrechter op de mondelinge behandeling van 26 september 2024 aan partijen verteld.

2.De feiten

2.1.
Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar getrouwd geweest van 13 maart 2015 tot 16 september 2019;
- tijdens hun huwelijk is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ;
- partijen zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast;
- [minderjarige] woont bij de vrouw.
2.2.
Bij beschikking van 8 november 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 3 november 2024.
2.3.
Verder heeft de rechtbank bij beschikking van 30 april 2024 de in het ouderschapsplan van 30 juli 2019 opgenomen zorgregeling gewijzigd, in die zin dat het contact tussen de man en [minderjarige] in eerste instantie begeleid is en onder regie van de GI wordt opgebouwd naar twee uur per maand. Deze regeling kan onder regie van de GI worden uitgebreid.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt, samengevat, te bepalen dat zij voortaan alleen is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1.
Voor de onderbouwing van haar verzoek geeft de vrouw aan dat de man al geruime tijd niet meer in beeld is in het leven van [minderjarige] . In de zomer van 2021 waren er zorgen over de veiligheid van [minderjarige] op de momenten dat zij bij de man was. Ondanks de betrokkenheid vanuit de GI namen de zorgen niet af en bleek het onmogelijk om in contact te komen met de man. Dit heeft ertoe geleid dat de man sinds februari 2023 geen contact meer heeft met [minderjarige] . Ook is er geen contact tussen partijen. De man heeft geen idee wat zich afspeelt in het leven van [minderjarige] en waar zij behoefte aan heeft. Daarnaast heeft de uitoefening van het gezamenlijk gezag in de afgelopen periode tot problemen geleid, omdat de man onbereikbaar was. De vrouw heeft een procedure moeten starten om een nieuwe identiteitskaart voor [minderjarige] aan te vragen en ook het starten van de speltherapie heeft door de onbereikbaarheid van de man vertraging opgelopen. De vrouw vindt het in het belang van [minderjarige] dat het gezag alleen bij haar komt te liggen.
4.2.
De man erkent dat hij steken heeft laten vallen en dat er daardoor al langere tijd geen contact meer is tussen hem en [minderjarige] . Hij kampte met gezondheidsproblemen en financiële problemen. De man beseft dat hij onvoldoende aanwezig is geweest in het leven van [minderjarige] . Hierin wil hij verandering brengen en hij werkt hard om zijn persoonlijke situatie te verbeteren. Ook probeert hij het contact met de GI op te pakken, maar helaas komt dit nog niet goed van de grond. De man vindt dat hij een kans verdient om te laten zien dat hij een stabiele rol in het leven van [minderjarige] kan spelen. Onder regie van de GI kan worden gewerkt aan het herstellen en verbeteren van de communicatie tussen hem en de vrouw.
4.3.
Op de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat de man al geruime tijd uit beeld is. Hij heeft de verantwoordelijkheden die horen bij het ouderschap niet opgepakt, ondanks de inzet van de GI. De Raad meent dat de man onvoldoende zicht heeft op hoe het met [minderjarige] gaat en wat er voor haar welzijn en ontwikkeling belangrijk is. Vanwege de emotionele verbondenheid begrijpt de Raad dat de man het erg belangrijk vindt om ook belast te zijn met het ouderlijk gezag, maar de Raad vraagt zich af of hij in staat is deze verantwoordelijkheid te dragen. De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek van de vrouw toe te wijzen.
4.4.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:253n in verbinding met artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek op verzoek van (een van) de ouders het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd, en bepalen dat het gezag voortaan aan één ouder toekomt. Dit is aan de orde indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wanneer wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Sinds de echtscheiding van partijen zorgt de vrouw voor [minderjarige] . In het ouderschapsplan van partijen was een zorgregeling opgenomen, waarin [minderjarige] iedere woensdag na school tot 18.00 uur en iedere vrijdag na school tot zaterdag 18.00 uur bij de man was. In 2021 kwamen er zorgen vanuit Veilig Thuis over
de veiligheid van [minderjarige] op de momenten dat zij bij de man was. Het contact tussen de man en [minderjarige] is uiteindelijk in februari 2023 volledig stil komen te liggen. De GI heeft op allerlei manieren en zeer intensief geprobeerd om met de man in contact te komen, maar dit lukte niet. De man trad onvoldoende in overleg en verscheen niet op mondelinge behandelingen. De onbereikbaarheid van de man heeft het opstarten van speltherapie bemoeilijkt en voor het aanvragen van een identiteitskaart is een procedure nodig geweest. Daarnaast communiceren partijen in het geheel niet met elkaar en het vertrouwen van de vrouw in de man is erg beschadigd. In haar beoordeling betrekt de rechtbank ook dat de speltherapie van [minderjarige] inmiddels is afgerond. De GI heeft toegelicht dat [minderjarige] erg hard heeft gewerkt, waardoor zij is gegroeid op een leeftijdsadequate wijze en meer autonomie heeft ontwikkeld. Het bleef lastig om met haar te praten over de man. De GI bekijkt op korte termijn of een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is. Mocht dit het geval zijn, dan zal worden onderzocht of en zo ja welke vorm van contact het meest in het belang van [minderjarige] is.
4.6.
Inmiddels geeft de man aan dat hij stappen aan het zetten is om zijn leven weer op de rit te krijgen. Het is de vraag of de gezette stappen voldoende zijn om als ouder van [minderjarige] volledig beschikbaar te zijn en goede beslissingen voor haar te kunnen nemen. Alles in overweging nemend is de rechtbank van oordeel dat de man op dit moment onvoldoende kan aansluiten bij de ontwikkeling en behoeftes van [minderjarige] . Het ouderlijk gezag brengt verplichtingen met zich mee en het is de man voor een langere periode niet gelukt om deze verplichtingen na te komen. De rechtbank vindt het positief dat de man zijn situatie wil verbeteren en een stabiele factor wil zijn in het leven van [minderjarige] , maar de afgelopen jaren hebben schade toegebracht aan haar en aan de vrouw. De man zal nog de nodige stappen moeten zetten om te laten zien dat hij in staat is zijn ouderlijke verantwoordelijkheid weer op zich te nemen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het anderszins in het belang van [minderjarige] is dat de vrouw alleen wordt belast met het gezag over haar. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de vrouw toe. De rechtbank benadrukt dat het ouderlijk gezag los staat van het contact en de binding tussen de man en [minderjarige] . Het is voor [minderjarige] belangrijk dat wordt onderzocht op welke manier zij haar vader een plek kan geven in haar leven. In ieder geval moet dit zorgvuldig en in samenspraak met de speltherapeut gebeuren.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats], voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.