ECLI:NL:RBZWB:2024:7015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426435 / FA RK 24-1637
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de advocaat van de vader, mr. M. Hofland, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de periode na 3 oktober 2024 in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders, door hun eigen problematiek, niet in staat zijn om de benodigde zorg en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 3 oktober 2024 tot 25 oktober 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de samenwerking met de moeder niet goed verloopt en dat er onduidelijkheid is over haar verblijfplaats. De vader heeft aangegeven dat hij instemt met de verlenging van de machtiging, omdat hij zich bewust is van zijn beperkingen in de zorg voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 10 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummers: C/02/426435 / JE RK 24-1637
datum uitspraak 26 september 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats],
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats],
advocaat mr. M. Hofland.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit:
- het op 10 september 2024 ingediende verzoekschrift met bijlagen van de GI.
1.2.
Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- mr. Hofland, de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
Op de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met partijen gesproken over het op 25 september 2024 ontvangen verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen en ook de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de periode na 3 oktober 2024. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer C/02/426940 / JE RK 24-1714. De GI heeft gevraagd om dit verzoek gelijktijdig te behandelen. De kinderrechter heeft aan partijen voorgehouden dat de moeder met betrekking tot dat verzoek niet correct is opgeroepen, waardoor het verzoek niet gelijktijdig kan worden behandeld. Er zal een andere mondelinge behandeling moeten worden gepland.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 25 oktober 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 25 oktober 2023 tot 25 oktober 2024.
2.3.
Bij beschikking van 2 april 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleent in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 3 april 2024 tot
3 oktober 2024.
2.4.
[minderjarige] verblijft bij [accommodatie].

3.Het verzoek

De GI verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] gedurende dag en nacht in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
Voor de onderbouwing van het verzoek geeft de GI aan dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds 18 juni 2024 verblijft [minderjarige] bij [accommodatie]. In eerste instantie verbleef hij daar met beide ouders, maar de vader trok zich terug. Hierdoor werd de plaatsing met alleen de moeder en [minderjarige] voortgezet. Het doel van de plaatsing was om beter zicht te krijgen op de zorg die door de ouders wordt geboden en om hen te ondersteunen in de zorg voor [minderjarige]. De samenwerking met de moeder verliep niet goed. Inmiddels is ook het traject met haar stop gezet, omdat [minderjarige] een terugval liet zien in zijn ontwikkeling. Op dit moment is het voor de GI moeilijk om in contact met de moeder te komen en er is ook onduidelijkheid over waar zij is. De GI ziet een jongetje dat heel verdrietig is en in een loyaliteitsconflict zit, maar ondanks dat de moeder niet meer bij hem is gedijt hij goed bij [accommodatie]. De rust, structuur en duidelijkheid lijken hem goed te doen. Binnen [accommodatie] wordt de zorg voor [minderjarige] volledig gedaan door [zorgprofessional]. De moeder en [minderjarige] hebben begeleide videobelmomenten, maar er wordt gezien dat zij geen connectie met elkaar maken. Verder geeft de GI aan dat het lastig is om een blijvende, passende plek voor [minderjarige] te vinden vanwege zijn problematiek. Op 11 oktober 2024 is er een intake bij [observatiecentrum] om te kijken of deze plek geschikt is voor hem.
4.2.
De advocaat van de vader geeft aan dat de vader instemt met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader beseft zich dat het voor hem te zwaar is om de volledige zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. Daarom ziet hij liever dat de zware zorgtaken worden gedaan door professionals en dat hij ‘quality time’ heeft met [minderjarige]. Verder geeft de vader aan dat hij in het traject bij [accommodatie] zich bewust heeft teruggetrokken, omdat duidelijk was dat [minderjarige] niet goed op hem reageerde. Inmiddels heeft de vader contact opgenomen met de GI om te kijken of het contact met [minderjarige] op een veilige manier kan worden opgebouwd. Inmiddels is afgesproken dat er een videobelmoment zal gaan plaatsvinden.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond bedoeld in artikel 1:265b lid 1 is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Op grond van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling stelt de kinderrechter vast dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] vraagt continue zorg en begeleiding, maar het lukt de ouders door hun eigen problematiek en ervaringen niet om deze zorg en begeleiding te bieden. Inmiddels verblijft [minderjarige] alleen bij [accommodatie] en nemen beide ouders niet langer deel aan het Ouder-Kind traject binnen [accommodatie]. De vader is inmiddels weer betrokken en in samenspraak met de GI is besloten om het contact tussen hem en [minderjarige] voorzichtig op te starten met begeleide videobelmomenten. Ook met de moeder heeft [minderjarige] eenmaal per week een begeleid videobelmomenten. De kinderrechter zal de machtiging verlenen voor de verzochte duur. Bij [accommodatie] ontvangt [minderjarige] de intensieve zorg die hij nodig heeft en daarnaast heeft hij baat bij de geboden structuur en rust.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.

6.De beslissing

De kinderrechter
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 3 oktober 2024 tot 25 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van de Kraats, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Hurkmans als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 oktober 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.