ECLI:NL:RBZWB:2024:7019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
10539076 \ CV EXPL 23-1326
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrechtelijke geschil over eigendomsoverdracht van een gestolen horloge tussen een Duitse juwelier en een Nederlandse koper

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een geschil ontstaan tussen de rechtspersoon naar buitenlands recht UHREN ATELIER GEHM GMBH, gevestigd in Dresden, Duitsland, en een Nederlandse gedaagde. De eiser, Gehm, vorderde betaling van € 9.750,00 van de gedaagde, die een horloge had gekocht dat later gestolen bleek te zijn. De gedaagde had het horloge in Nederland gekocht van een andere partij en verkocht het vervolgens aan Gehm in Duitsland. De kern van het geschil draait om de vraag of de gedaagde de eigendom van het horloge rechtsgeldig heeft verkregen en of hij deze kon overdragen aan Gehm.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde te goeder trouw was bij de aankoop van het horloge en dat hij de eigendom rechtsgeldig heeft verworven. De rechter oordeelde dat, hoewel het horloge gestolen was, de gedaagde niet wist dat het horloge gestolen was en dat hij niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de herkomst van het horloge. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde de rechthebbende van het horloge was geworden en dat hij het horloge rechtsgeldig aan Gehm had verkocht.

De vorderingen van Gehm werden afgewezen, en de rechter veroordeelde Gehm in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10539076 \ CV EXPL 23-1326
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
UHREN ATELIER GEHM GMBH,
gevestigd te Dresden (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: Gehm,
gemachtigde: mr. I.K.M. Hoffmann,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.P. Küffen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van Gehm van 2 augustus 2024, met producties 11 tot en met 17,
- de brief van [gedaagde] van 12 augustus 2024, met productie 3 tot en met 7,
- de mondelinge behandeling van 23 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de voorgedragen spreekaantekeningen van mr. Hoffmann en mr. Küffen,
- de e-mail van mr. Hoffmann van 27 augustus 2024, met een vertaling van de eerder overgelegde Duitstalige producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gehm exploiteert een juwelierszaak en verkoopt zowel nieuwe als gebruikte horloges.
2.2.
[gedaagde] heeft op 13 december 2021 in ’s-Hertogenbosch van [V.o.f.] (hierna: [V.o.f.] ) een horloge, te weten een Sinn Meisterbund I (hierna: de Sinn Meisterbund of het horloge), gekocht voor € 4.000,00.
2.3.
[gedaagde] heeft op 13 mei 2022 drie horloges verkocht aan Gehm, waaronder de Sinn Meisterbund. De Sinn Meisterbund is verkocht voor € 9.750,00. De verkoop vond plaats in de winkel van Gehm in Dresden (Duitsland). In de koopovereenkomst is opgenomen het adres van [gedaagde] en dat [gedaagde] verklaart dat de horloges zijn eigendom zijn.
2.4.
Op 18 augustus 2022 is de Staatsanwaltschaft Dresden (de Duitse officier van justitie) de winkel van Gehm binnengevallen. Daarbij heeft de politie het horloge in beslag genomen en zeker gesteld, omdat het gestolen bleek te zijn.
2.5.
Per aangetekende brief van 10 oktober 2022 heeft Gehm de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en [gedaagde] verzocht om € 9.750,00 terug te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Gehm vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 9.750,00, vermeerderd met wettelijke rente op grond van artikel 288 van het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch (BGB), buitengerechtelijke incassokosten van € 634,00 en de proceskosten.
3.2.
Gehm legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] de eigendom van het horloge niet aan Gehm heeft kunnen overdragen. Op de koopovereenkomst tussen Gehm en [gedaagde] is Duits recht van toepassing. Het horloge was van diefstal afkomstig en artikel 935 BGB blokkeert de eigendomsoverdracht. Gehm heeft [gedaagde] een termijn gesteld om alsnog de eigendom van het horloge over te dragen. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, is de koopovereenkomst door Gehm ontbonden. Daarom dient [gedaagde] de aankoopsom van € 9.750,00 terug te betalen. Omdat [gedaagde] in verzuim verkeert, is hij wettelijke rente verschuldigd. Ook maakt Gehm aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Gehm, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Gehm in de kosten van deze procedure. [gedaagde] stelt dat op de koopovereenkomst tussen hem en [V.o.f.] het Nederlandse recht van toepassing is. Naar Nederlands recht heeft [gedaagde] de eigendom van het horloge verworven, omdat hij te goeder trouw was bij de aankoop. Hij wist bij de aankoop niet dat het horloge gestolen was. Hij behoefde dat ook niet te weten. Als eigenaar van het horloge kon hij de eigendom daarvan aan Gehm overdragen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid Nederlandse rechter
4.1.
Nu Gehm is gevestigd in Duitsland en [gedaagde] in Nederland woonachtig is, heeft dit geschil een internationaal karakter. Dat betekent dat de kantonrechter ambtshalve de vraag dient te beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), nu [gedaagde] woonplaats heeft in Nederland.
Toepasselijk recht
4.2.
De kantonrechter moet ambtshalve nagaan welk recht moet worden toegepast. Gehm heeft aangevoerd dat de koopovereenkomst gesloten is in haar winkel in Dresden en dat zij bij het sluiten van de overeenkomst niet wist dat [gedaagde] woonachtig was in Nederland. Daarom is volgens Gehm enkel Duits recht op de overeenkomst van toepassing. [gedaagde] heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
4.3.
Niet in geschil is dat de koop tussen Gehm en [gedaagde] in de winkel van Gehm in Dresden, dus in Duitsland, is gesloten. Nu het gaat om de (commerciële) koop van een roerend goed tussen partijen die woonachtig/gevestigd zijn in verschillende landen die partij zijn bij het Weens Koopverdrag [1] (hierna: WKV), is mogelijk dit Verdrag van toepassing.
4.4.
De kantonrechter vat de stelling van Gehm dat zij niet wist dat [gedaagde] in Nederland woonachtig was op als een beroep op artikel 1 lid 2 WKV. De kantonrechter is echter van oordeel dat dit beroep niet slaagt. Uit de koopovereenkomst blijkt immers het woonadres van [gedaagde] in [woonplaats] . Gehm wist dus bij het sluiten van de overeenkomst dat zij te maken had met een Nederlandse partij.
4.5.
Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een van de in het WKV genoemde uitzonderingen, zodat de kantonrechter van oordeel is dat het WKV op de tussen partijen gesloten koopovereenkomst van toepassing is. Het WKV heeft op grond van artikel 4 aanhef en sub b geen betrekking op de gevolgen die de overeenkomst kan hebben voor de eigendom van de verkochte zaken.
4.6.
Voor zover onderwerpen niet in het WKV geregeld zijn of deze niet van toepassing is, is de Rome I-verordening [2] van toepassing. Op grond van artikel 4 lid 1 sub a dan wel artikel 4 lid 3 van deze verordening is Duits recht op de koopovereenkomst tussen Gehm en [gedaagde] van toepassing voor zover het WKV niet toepasselijk is.
4.7.
Op de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [V.o.f.] is het Nederlandse recht van toepassing, nu die overeenkomst in Nederland is gesloten. De rechtsgevolgen van de verkrijging van een zaak van een (mogelijk) beschikkingsonbevoegde worden beheerst door het recht van de staat op welk grondgebied de zaak zich ten tijde van die verkrijging bevond. [3] [gedaagde] heeft het horloge in Nederland verkregen. Dat houdt in dat op de rechtsgevolgen van de verkrijging het Nederlandse recht van toepassing is.
Aankoop horloge door [gedaagde]
4.8.
Op grond van artikel 30 WKV dient een verkoper (onder meer) de eigendom van de zaak over te dragen. Daarom moet eerst vast komen te staan of [gedaagde] bij de aankoop van het horloge hiervan eigenaar is geworden.
4.9.
[gedaagde] heeft het horloge in Nederland van [V.o.f.] gekocht. Niet duidelijk is hoe [V.o.f.] in bezit is gekomen van het horloge. In het midden kan blijven of [V.o.f.] beschikkingsbevoegd was. Een overdracht kan dan namelijk evengoed rechtsgeldig zijn [4] . Daarvoor is vereist dat de overdracht anders dan om niet geschiedde en dat [gedaagde] te goeder trouw was.
4.10.
[gedaagde] heeft aan de hand van een betaalbewijs aangetoond dat hij € 4.000,00 voor het horloge aan [V.o.f.] heeft betaald. De overdracht is dus anders dan om niet geschied.
4.11.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij te goeder trouw was. Hij heeft gesteld dat hij niet bekend was met het feit dat het horloge was gestolen, noch hoefde hij dat te vermoeden. De aankoopprijs maakte dit volgens [gedaagde] niet anders. Daarnaast werd het horloge verkocht door een bedrijfsmatige verkoper, in een daartoe bestemde winkelruimte, in de normale uitoefening van het bedrijf.
4.12.
Gelet op het wettelijke vermoeden dat de bezitter de rechthebbende is [5] , is het aan Gehm om het tegenbewijs daarvan te leveren. Gehm heeft in dit kader aangevoerd dat Sinn horloges normaal gesproken via een depotsysteem worden verkocht, waardoor Sinn horloges een stabiele waarde hebben. Omdat de koopsom ver beneden de reguliere verkoopwaarde lag, rustte volgens Gehm op [gedaagde] een onderzoeksplicht, temeer nu hij al jarenlang horlogeliefhebber en verzamelaar is. [gedaagde] heeft het horloge binnen korte tijd na de aanschaf voor een aanzienlijk hoger bedrag verkocht. Verder heeft Gehm ter zitting aangevoerd dat [gedaagde] niet beschikt over een echtheidscertificaat.
4.13.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij, nadat hij het horloge online te koop zag staan, telefonisch contact heeft opgenomen met [V.o.f.] voor meer informatie. Hij heeft telefonisch onderhandeld over de prijs. De vraagprijs was oorspronkelijk € 6.500,00 en [gedaagde] bood € 4.000,00. Bij [gedaagde] zijn geen alarmbellen afgegaan bij de vraagprijs. Hij is geen Sinn kenner. [gedaagde] vond het een mooi horloge voor een reële prijs. Het was een keurig bedrijf. Volgens [gedaagde] ging [V.o.f.] na enkele dagen akkoord met zijn voorstel. Zij deden dat enkel wegens corona, vanwege de omzet.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat Gehm op haar beurt evenmin onderzoek naar het horloge heeft gedaan. Zij heeft niet om een echtheidscertificaat gevraagd. Evenmin heeft zij het horloge gekocht via het depotsysteem.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Gehm geen, althans onvoldoende, tegenbewijs geleverd tegen het vermoeden dat [gedaagde] te goeder trouw was bij de aankoop van het horloge. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.15.
De vraag is of [gedaagde] had kunnen vermoeden dat het horloge was gestolen en daarom onderzoek had moeten verrichten naar de herkomst daarvan.
Vooropgesteld wordt dat Gehm bij de aankoop van het horloge van [gedaagde] zelf ook geen onderzoek heeft gedaan, anders dan het opnemen van een korte verklaring van [gedaagde] in de koopovereenkomst dat hij de eigenaar is van het horloge. Evenmin heeft Gehm het horloge zelf gekocht via het door haar genoemde depotsysteem. Ook was de aanwezigheid van een echtheidscertificaat geen vereiste.
Zelfs indien ervan uit wordt gegaan dat [V.o.f.] het horloge tegen een -veel- te lage prijs heeft aangeboden, maakt dat nog niet dat bij [gedaagde] alarmbellen hadden moeten afgaan en dat hij nader onderzoek had moeten verrichten. [gedaagde] , een particulier, is weliswaar liefhebber van horloges, maar dat impliceert niet dat hij daarom kenner is van alle merken en type horloges. Gehm heeft niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ten tijde van de aankoop van het horloge beschikte over kennis die maakte dat hij gelet op het bedrag waarvoor dit horloge werd aangeboden en het tegenbod waarmee [V.o.f.] instemde nader onderzoek had moeten doen. Daarbij weegt ook mee dat het horloge is verkocht door een bedrijfsmatige verkoper, in een daartoe bestemde winkelruimte, in de normale uitoefening van het bedrijf. De omstandigheid dat [gedaagde] enkele maanden nadien het horloge voor een veel hogere prijs aan Gehm heeft verkocht, maakt dat niet anders. Dit zegt namelijk niets over zijn kennis van het horloge ten tijde van de aankoop. Het voorgaande houdt in dat [gedaagde] de rechthebbende van het horloge is geworden bij de aankoop daarvan bij [V.o.f.] .
Verkoop horloge door [gedaagde] aan Gehm
4.16.
Aangezien het horloge is verkregen anders dan om niet en [gedaagde] de rechthebbende van het horloge is geworden, was [gedaagde] beschikkingsbevoegd. [gedaagde] heeft het horloge verkocht en rechtsgeldig geleverd aan Gehm.
4.17.
Anders dan door Gehm gesteld, is de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en Gehm niet aantastbaar op grond van hetgeen Gehm naar voren heeft gebracht. Dat houdt in dat de vorderingen van Gehm worden afgewezen, nu geen grondslag bestaat voor de terugbetaling van de koopsom.
Proceskosten
4.18.
Gehm is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Gehm af,
5.2.
veroordeelt Gehm in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Gehm niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.

Voetnoten

1.Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, Wenen, 11-04-1980.
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
3.Artikel 10:131 BW.
4.Artikel 3:86 lid 1 BW.
5.Artikel 3:119 lid 1 BW.