Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024, is een kort geding aan de orde waarin de eiser, een Belgische partij, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partij. De eiser had een overeenkomst gesloten met de gedaagde voor het stallen van twee pony's, maar na het aanvragen van een datum voor de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de eiser zich onttrokken en is er geen nieuwe advocaat aangesteld. Op de zittingsdag is er namens de eiser niemand verschenen. De rechtbank heeft op basis van artikel 123 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de gedaagde partij ontslag van instantie verleend, omdat de eiser niet vertegenwoordigd was door een advocaat, wat een vereiste is in kort geding procedures. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het karakter van een kort geding zich verzet tegen het bieden van een termijn om dit verzuim te herstellen. Hierdoor is de eiser veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 1.213,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.