ECLI:NL:RBZWB:2024:7034

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
10865867 / CV EXPL 24-33
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en verrekening in het kader van een vervoersovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 16 oktober 2024 vonnis gewezen in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser], een onderneming die goederenvervoer over de weg verzorgt, heeft werkzaamheden verricht voor [gedaagde], die een koeriersbedrijf exploiteert. [eiser] heeft drie facturen ter waarde van € 641,77 aan [gedaagde] gestuurd, welke onbetaald zijn gebleven. [eiser] vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten, terwijl [gedaagde] zich beroept op verrekening, stellende dat hij een hogere schadevergoeding van [eiser] vordert vanwege een niet nagekomen opzegtermijn en het niet teruggeven van bedrijfskleding.

De Kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet betwist dat hij de facturen verschuldigd is, maar dat zijn beroep op verrekening niet kan slagen. De rechter oordeelt dat de vordering van [gedaagde] niet eenvoudig kan worden vastgesteld, waardoor de vordering van [eiser] kan worden toegewezen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van in totaal € 738,04, alsook de proceskosten van € 733,55. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10865867 \ CV EXPL 24-33
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
[naam 1] ,
handelend onder de naam
[eiser],
gevestigd te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[naam 2] ,
handelend onder de naam
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- het mondelinge antwoord
- het aanvullende schriftelijke antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met producties
- de akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een onderneming die goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen) verzorgt. [gedaagde] exploiteert een koeriersbedrijf.
2.2.
[eiser] heeft werkzaamheden voor [gedaagde] verricht. Deze werkzaamheden bestonden uit het vervoeren van PostNL pakketten. [gedaagde] heeft drie door [eiser] aan hem gezonden facturen tot een totaalbedrag van € 641,77 onbetaald gelaten.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 641,77, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] stelt dat hij voor [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] drie facturen niet heeft betaald. [gedaagde] is daardoor terkortgeschoten in het nakomen van de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten overeenkomst.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] beroept zich op verrekening. [gedaagde] stelt dat hij wegens schadevergoeding een vordering op [eiser] heeft tot een hoger bedrag dan het bedrag van de facturen waarvan [eiser] betaling vordert.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist niet dat hij de facturen waarvan [eiser] betaling vordert verschuldigd is. De vordering van [eiser] kan dus in principe worden toegewezen. Dat is alleen anders als het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt.
4.2.
[gedaagde] vordert verrekening van de vordering die hij wegens schadevergoeding op [eiser] stelt te hebben. Volgens [gedaagde] heeft hij schade geleden doordat [eiser] zich niet gehouden heeft aan de door hem in acht te nemen opzegtermijn. [gedaagde] heeft als gevolg daarvan een bus met een chauffeur moeten huren. Aan de chauffeur heeft hij, omdat hij hem op het laatste moment heeft moeten inhuren, meer moeten betalen dan hij aan [eiser] zou hebben betaald. Daarnaast had [eiser] de aan hem door [gedaagde] , verstrekte bedrijfskleding terug moeten geven. Dat heeft hij nagelaten.
4.3.
[eiser] heeft de vordering die [gedaagde] op hem wegens schadevergoeding stelt te hebben gemotiveerd weersproken.
4.4.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] van de vordering die [gedaagde] op hem stelt te hebben is die vordering niet op eenvoudige wijze vast te stellen. In dat geval kan de rechter een vordering, ondanks een beroep van de verweerder op verrekening, toewijzen (verg. art. 6:136 BW). De kantonrechter zal de vordering van [eiser] dan ook toewijzen.
4.5.
[gedaagde] heeft de vordering voor wat betreft de door [eiser] gevorderde wettelijke rente niet betwist. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft die vordering niet betwist. De kantonrechter zal € 96,27 toewijzen.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
641,77
- buitengerechtelijke incassokosten
96,27
+
totaal
738,04
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
738,04
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
337,50
(2,5 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
733,55.
4.9.
De kantonrechter zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 738,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 641,77 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 733,55, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.