ECLI:NL:RBZWB:2024:7050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11164084 CV EXPL 24-3118 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door tekortkoming in bewaarnemingsovereenkomst

In deze civiele zaak heeft eiseres haar auto in bewaring gegeven aan gedaagde, die tekort is geschoten in zijn verplichtingen. Gedaagde heeft de auto zonder toestemming aan een derde in onderbewaarneming gegeven, waarna deze derde niet meer te bereiken is en de auto bij het RDW als gesloopt geregistreerd staat. Eiseres vordert teruggave van de auto of, indien dat niet mogelijk is, een schadevergoeding van € 4.500,00. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de gedragingen van de onderbewaarnemer en dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de bewaarnemingsovereenkomst. De kantonrechter ontbindt de overeenkomst en wijst de vordering tot schadevergoeding toe, evenals een bedrag aan onterecht betaald bewaarloon. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.850,00, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11164084 \ CV EXPL 24-3118
Vonnis van 16 oktober 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

2.
[eiseres 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseressen] ,
gemachtigde: mr. R. Kroon,
tegen
[gedaagde] M.H.O.D.N. ' [bedrijf van gedaagde] ',
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
Eiseres heeft haar auto aan gedaagde in bewaring gegeven. Gedaagde is tekortgeschoten in zijn verplichtingen om de auto te bewaren, daarvoor te zorgen als een goed bewaarder en om de auto vervolgens terug te geven. Gedaagde heeft zonder toestemming van eiser de auto aan een derde in (onder)bewaarneming gegeven. Deze derde is nu niet meer te bereiken en bij het RDW staat de auto geregistreerd als gesloopt. Gedaagde is aansprakelijk voor de gedragingen van de onderbewaarnemer. Gedaagde kan de auto niet terug geven, maar hij kan wel worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2024 met de daarin genoemde stukken,
  • de op 22 augustus 2024 door de griffie ontvangen akte met producties van [eiseressen] ,
  • de mondelinge behandeling van 24 september 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseressen] is eigenaar van de auto van het merk Citroën, type 2CV6 CLUB, uitvoering ‘Dolly’ met [chassisnummer] en [kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
Op 28 januari 2021 hebben partijen een overeenkomst tot bewaarneming gesloten, waarbij [gedaagde] de auto van [eiseressen] in bewaring heeft genomen. [eiseressen] heeft een bewaarloon van jaarlijks € 300,00 betaald voor de periode 2021 t/m 2023. Dit is in totaal een bedrag van € 900,00.
2.3.
[gedaagde] heeft de auto eerst zelf in bewaring genomen en vervolgens zonder overleg met [eiseressen] de auto aan een derde in onderbewaarneming gegeven.
2.4.
Volgens het RDW staat de auto sinds 2022 geregistreerd als ‘gesloopt’.
2.5.
[bedrijf] heeft de auto op 28 april 2024 getaxeerd op een waarde van € 4.500,00. [eiseressen] heeft de auto ongeveer 30 jaar geleden gekocht van [bedrijf] .
2.6.
De heer [naam] heeft de auto een aantal jaar geleden gezien en heeft de huidige waarde van auto geschat op een bedrag tussen de € 5.000,00 en € 5.750,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad primair teruggave van de in bewaring gegeven auto op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 25.000,00. Subsidiair vordert [eiseressen] , voor zover teruggave van de auto niet mogelijk is, betaling van € 4.500,00 aan schadevergoeding. Verder vordert [eiseressen] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot (terug)betaling van € 900,00 aan bewaarloon en € 750,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiseressen] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de bewaarnemingsovereenkomst, omdat hij de in bewaring gegeven auto niet heeft terug gegeven en deze zonder toestemming van [eiseressen] aan een derde in bewaring heeft gegeven. Voor zover [gedaagde] de auto heeft toegeëigend of heeft laten verdwijnen moet dit als onrechtmatige gedraging worden gezien. [eiseressen] roept ontbinding van de bewaarnemingsovereenkomst in en dit brengt mee dat er ongedaanmakingsverplichtingen bestaan op grond waarvan [gedaagde] het bewaarloon moet terugbetalen. [eiseressen] wil de auto terug hebben, maar als dat niet mogelijk is dan is [gedaagde] hiervoor een schadevergoeding verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] erkent dat hij de auto van [eiseressen] in bewaring heeft genomen, maar hij voert aan dat hij de auto bij een derde heeft gestald. Hij wil de auto wel terug geven, maar omdat hij deze derde niet meer kan bereiken kan hij de auto niet terug geven. Hij is bereid om de stallingskosten terug te betalen, maar is het niet eens met de taxatiewaarde van de auto van € 4.500,00. De taxatie is gedaan op basis van foto’s en zonder de auto te zien. Bovendien was de auto in slechte staat, omdat hij sinds 2018 buiten heeft gestaan. Om de auto rijdend te krijgen moet er volgens [gedaagde] al een investering worden gedaan van minimaal € 3.500,00.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In 2021 hebben partijen afgesproken dat [eiseressen] de auto bij [gedaagde] kon stallen tegen betaling van een jaarlijks bedrag van € 300,00. Deze afspraak is een overeenkomst van bewaarneming, zoals bedoeld in artikel 7:600 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De bewaarnemer heeft hierbij de verplichting om de zaak voor de bewaargever te bewaren en ook weer terug te geven in de staat waarin hij de zaak heeft ontvangen. De bewaarnemer moet daarbij de zorg in acht nemen van een goed bewaarder en mag de zaak niet zomaar zonder toestemming van de bewaargever aan een derde in bewaring geven, tenzij dit in het belang van de bewaargever noodzakelijk is. Verder geldt dat voor gedragingen van een onderbewaarnemer met betrekking tot de zaak de bewaarnemer op gelijke wijze aansprakelijk is als voor eigen gedragingen.
Tekortkomingen en aansprakelijkheid
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] de auto niet aan [eiseressen] heeft terug gegeven toen zij daar om vroeg. Ook staat vast dat [gedaagde] de auto zonder toestemming van [eiseressen] aan een derde in bewaring heeft gegeven. Na het onderbrengen van de auto bij deze derde heeft [gedaagde] geen verdere zorg meer aan de auto besteed. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] hiermee niet de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen en dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van bewaarneming. Daarnaast is de auto vermoedelijk in 2022 door de onderbewaarnemer naar de sloop gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat de onderbewaarnemer hiermee verwijtbaar heeft gehandeld en dat [gedaagde] hiervoor op gelijke wijze aansprakelijk is.
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij genoodzaakt was om de auto in onderbewaring te geven, omdat hij vanwege de coronaperiode zijn loods kleiner moest maken. Voor zover [gedaagde] met dit verweer bedoeld heeft te zeggen dat de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend of dat ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd is, verwerpt de kantonrechter dit verweer. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] ook in die situatie de mogelijkheid had om hierover eerst contact op te nemen met [eiseressen] . Ter zitting heeft [gedaagde] ook erkend dat hij [eiseressen] eigenlijk om toestemming had moeten vragen om de auto in onderbewaarneming aan een derde te geven.
4.4.
Met inachtneming van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een ernstige (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de bewaarnemingsovereenkomst. Nakoming van zijn verplichtingen is voor [gedaagde] niet meer mogelijk, zodat een ontbinding van de overeenkomst is gerechtvaardigd.
Verplichting tot ongedaanmaking en schadevergoeding
4.5.
Op het moment van ontbinding van de overeenkomst ontstaat er voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de prestaties die zijn ontvangen hebben. Voor zover de verbintenissen zijn nagekomen blijft daarvoor de rechtsgrond in stand (artikel 6:271 BW). Nu [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst is hij gehouden tot het vergoeden van de schade die [eiseressen] door de tekortkoming heeft geleden (artikel 6:74 BW).
Teruggave van de auto niet mogelijk
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat het op dit moment niet duidelijk is waar de auto zich bevindt. Bij het RDW staat de auto geregistreerd als gesloopt, maar hier twijfelt [eiseressen] aan. Ook [gedaagde] geeft aan niet te weten wat er met de auto is gebeurd, omdat hij de onderbewaarnemer niet meer kan bereiken. In ieder geval staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de auto niet aan [eiseressen] terug kan geven, zodat de vordering tot teruggave van de auto moet worden afgewezen.
Waarde van de auto
4.7.
Nu teruggave van de auto niet mogelijk is vordert [eiseressen] een schadebedrag van € 4.500,00 aan waarde van de auto. Zij baseert deze schade op een taxatie van de auto door [bedrijf] en daarnaast heeft zij nog een tweede taxatie overgelegd waarbij de waarde van de auto hoger wordt geschat. Hoewel [gedaagde] de hoogte van de schade betwist, omdat de auto volgens hem in slechte staat was en er een investering nodig is om de auto weer rijdend te krijgen, heeft hij dit verder niet onderbouwd. Ook heeft hij geen andere taxatie overgelegd. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat taxaties niet mogen worden gedaan op basis van alleen foto’s, maar ter zitting is ook besproken dat de auto vermoedelijk gesloopt is, zodat een taxatie op een andere wijze dan op basis van foto’s op dit moment niet mogelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de hoogte van de schade hiermee onvoldoende heeft betwist. Het gevorderde bedrag van € 4.500,00 zal daarom worden toewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
Bewaarloon
4.8.
[eiseressen] heeft ook een bedrag van € 900,00 gevorderd aan bewaarloon dat zij heeft betaald. De kantonrechter stelt hierbij voorop dat de auto sinds 2022 bij het RDW geregistreerd staat als gesloopt. Naar het oordeel van de kantonrechter is de auto tot die tijd wel in bewaring geweest. Dit betekent dat [gedaagde] zijn verplichting tot die tijd wel is nagekomen, zodat [eiseressen] het bewaarloon van € 300,00 over 2021 verschuldigd is. Het bewaarloon over de jaren 2022 en 2023 heeft [eiseressen] naar het oordeel van de kantonrechter onterecht betaald, omdat er na de sloop van de auto geen sprake meer is geweest van een tegenprestatie (het bewaren van de auto). Hiervoor bestaat dus wel een verplichting tot ongedaanmaking. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 600,00 (2 x € 300,00) toewijzen. De hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseressen] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
5.100,00
- buitengerechtelijke incassokosten
750,00
+
Totaal
5.850,00
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseressen] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,83
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
271,00
(1 punt × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
791,83
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseressen] te betalen een bedrag van € 5.850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 791,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar (bij vervroeging) uitgesproken op 16 oktober 2024.