ECLI:NL:RBZWB:2024:7072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/321959 / FA RK 16-5993
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgregeling en beëindiging ondertoezichtstelling in familiezaken

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een rekestprocedure uitspraak gedaan over de zorgregeling tussen de man en zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de beschikking van 8 september 2020 gewijzigd en bepaald dat er geen zorgregeling tussen de man en de minderjarige geldt. Dit besluit volgt op een periode waarin de zorgregeling sinds november 2023 niet meer werd uitgevoerd en de ondertoezichtstelling van de minderjarige op 11 mei 2024 is beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vooralsnog geen zicht is op hervatting van het contact tussen de man en de minderjarige.

De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Krijger, heeft verzocht om de zaak schriftelijk af te doen en de beschikking van 8 september 2020 te wijzigen. De man, vertegenwoordigd door mr. M.C. Buntsma, heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De rechtbank heeft in haar overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld en het borgingsplan dat door de partijen is ondertekend in aanmerking genomen. Dit plan geeft aan dat het initiatief voor contactherstel bij de minderjarige ligt, die voorlopig niet naar haar vader wil gaan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de huidige situatie en het gebrek aan contact, het in het belang van de minderjarige is om de zorgregeling te beëindigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Noort, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaak/rekestnr.: C/02/321959 / FA RK 16-5993
beschikking d.d. 18 oktober 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M. Krijger te Goes ,
en
[de man],
wonende te [woonplaats 2]
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. M.C. Buntsma te Middelburg.
Ouders van de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedures gekend: - de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad).
1. Het verdere procesverloop
1.1. De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 19 september 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het F-formulier d.d. 12 december 2023 van mr. Buntsma;
- de brief d.d. 12 december 2023 van mr. Krijger, met bijlage;
- het emailbericht d.d. 13 december 2023 van mr. Buntsma;
- het F-formulier d.d. 11 juni 2024 van mr. Krijger, met bijlage;
- de brief d.d. 27 augustus 2024 van mr. Krijger, met daarbij gevoegd het door partijen ondertekend borgingsplan;
- het F-formulier d.d. 29 augustus 2024 van mr. Buntsma.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank overweegt als volgt. In geschil is de zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] . Bij beschikking van deze rechtbank van 8 september 2020 is een
voorlopigezorgregeling vastgesteld tussen de man en [de minderjarige] . Verder is beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 juni 2023 (onder meer) de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 11 december 2023. De ondertoezichtstelling is op 11 mei 2024 – met instemming van de Raad – beëindigd, omdat door de GI niet (meer) aan de doelen van de ondertoezichtstelling kon worden gewerkt. De zorgregeling wordt sinds november 2023 niet meer uitgevoerd.
2.2.
Uit het door mr. Krijger op 27 augustus 2024 overgelegde door partijen ondertekend borgingsplan volgt dat het initiatief voor contactherstel bij [de minderjarige] ligt, maar dat zij ervoor gekozen heeft om voorlopig niet naar haar vader te gaan. Ze geeft zelf aan dat ze een jaar niet naar haar vader wil gaan. De man wil [de minderjarige] niet dwingen; zij zal altijd welkom blijven bij hem. Uit het borgingplan volgt verder dat het van belang is dat door de hulpverlening het gesprek voor contactherstel open wordt gehouden. De man kan en mag hier zelf het initiatief in nemen door een berichtje of kaartje te sturen naar [de minderjarige] . In geval van contactherstel is het van belang dat de man open staat voor psycho-educatie betreft ASS en wat [de minderjarige] vraagt van een opvoeder. De hulpverlening voor [de minderjarige] wordt eveneens gecontinueerd. [de minderjarige] blijft hulp ontvangen vanuit [een gezondheidsconsulent] , de [jeugdpsychiater] en vanuit de Praktijkondersteuner Huisarts (POH).
2.3
De vrouw verzoekt bij brief van mr. Krijger van 27 augustus 2024 om de zaak schriftelijk af te doen en een eindbeschikking te geven. De vrouw verzoekt de beschikking van 8 september 2020 te wijzigen en te bepalen dat het inleidend verzoek van de man tot de vaststelling van een zorgregeling wordt afgewezen, zodat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de werkelijke. De zelfstandige verzoeken van de vrouw worden ingetrokken.
2.4
De man verzoekt bij F-formulier van mr. Buntsma van 29 augustus 2024 om de zaak schriftelijk af te doen en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank,
2.5
De rechtbank stelt vast dat er sinds november 2023 geen contact plaatsvindt tussen de man en [de minderjarige] , en er vooralsnog ook geen zicht bestaat op hervatting van het contact. Voornoemd borgingsplan voorziet in een protocol voor het geval het contact zou worden hersteld waarbij de bestaande hulpverlening rondom [de minderjarige] wordt gecontinueerd. Onder die omstandigheden zal de rechtbank onder wijziging van de beschikking van 8 september 2020 bepalen dat er geen zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] geldt.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 8 september 2020 en bepaalt dat er geen zorgregeling tussen de minderjarige en de vader geldt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024 in tegenwoordigheid van De Pooter, griffier.

Voetnoten

1.Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan – uitsluitend door een advocaat – hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld, zulks door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.