In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden voor de betrokkene, geboren in 1995, die in een problematische situatie verkeerde. De rechtbank heeft de procedure op 3 oktober 2024 behandeld, waarbij de betrokkene telefonisch aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, en verschillende deskundigen, waaronder een psychiater en een arts, zijn gehoord. De betrokkene heeft aangegeven dat hij niet achter het verzoek staat en dat hij geen psychische stoornis heeft, terwijl zijn advocaat de afwijzing van het verzoek bepleit. De arts en psychiater daarentegen steunen het verzoek, waarbij zij wijzen op de ernst van de situatie van de betrokkene, die lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, waaronder paranoïde psychoses en ASS.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder lichamelijk letsel, psychische schade en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien de betrokkene geen ziektebesef heeft en in het verleden behandeling heeft afgehouden. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de toegewezen zorg evenredig en effectief is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De zorgmachtiging is verleend tot en met 3 april 2025.