ECLI:NL:RBZWB:2024:7102

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
10599140 \ CV EXPL 23-1971 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen uit overeenkomst van onderaanneming en tegenvordering wegens schadevergoeding

In deze zaak vordert de onderaannemer, Stipt Bouwbedrijf B.V., betaling van facturen van de hoofdaannemer, Elkor Elektrotechniek B.V., na het staken van werkzaamheden. Stipt stelt dat de werkzaamheden correct zijn uitgevoerd, terwijl Elkor aanvoert dat de werkzaamheden gebrekkig waren en dat zij schade heeft geleden door het staken van de werkzaamheden door Stipt. De kantonrechter heeft de vordering van Stipt grotendeels toegewezen, met uitzondering van een factuur die onvoldoende onderbouwd was. De tegenvordering van Elkor is afgewezen omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat Stipt recht heeft op betaling van de facturen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, en dat Elkor in de proceskosten moet worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10599140 \ CV EXPL 23-1971
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
STIPT BOUWBEDRIJF B.V.,
te Zwanenburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Stipt,
gemachtigde: mr. E. Pimentel,
tegen
ELKOR ELEKTROTECHNIEK B.V.,
te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Elkor,
gemachtigde: mr. A. Ester.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het vonnis van 29 november 2023 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
In voornoemd vonnis is beoordeeld dat de kantonrechter absoluut bevoegd is om de procedure in behandeling te nemen en is een mondelinge behandeling bepaald die op 23 mei 2024 heeft plaatsgevonden. De gemachtigden van partijen hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van hetgeen partijen verder hebben aangevoerd heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft na het sluiten van de mondelinge behandeling de zaak verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis.

2.De feiten

2.1.
Stipt is met Elkor een overeenkomst van onderaanneming aangegaan ten behoeve van het [project] . Het project betrof het installeren van de volledige elektrische installatie van 40 appartementen. De woningen werden gebouwd door BAM Wonen B.V. (hierna verder te noemen: BAM).
2.2.
Stipt heeft op 2 december 2022 aangekondigd haar werkzaamheden te beëindigen.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Stipt vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Elkor te veroordelen tot betaling van:
€ 24.162,50 wegens hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de datum van het wijzen van vonnis;
€ 368,72 wegens handelsrente over de periode 26 november 2022 tot 20 juni 2023;
€ 1.016,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 20 juni 2023.
Daarnaast vordert Stipt de veroordeling van Elkor in de proceskosten.
3.2.
Stipt legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan haar vorderingen. Tussen partijen is mondeling een overeenkomst van onderaanneming tot stand gekomen. Stipt heeft op basis van een begroting van Elkor haar werkzaamheden wegens tijdsdruk binnen drie dagen gestart. Gebleken is dat de werkvoorbereiding van Elkor niet goed was. De tekeningen waren niet aanwezig, waren niet compleet of waren onjuist. Daardoor konden de werkzaamheden niet correct worden ingepland en correct worden uitgevoerd. Ook bleek uiteindelijk dat de begroting van Elkor niet reëel was en dat de bedragen van het termijnschema niet overeen kwamen met de werkelijke bedragen die hoorden bij de werkzaamheden. Ondanks de chaos en werkdruk heeft Stipt nog enige tijd het werk voortgezet. De werkzaamheden verricht door Stipt zijn correct uitgevoerd. Dat blijkt ook uit de controles van de uitvoerder van BAM. Deze uitvoerder heeft na goedkeuring van het werk de urenlijsten van Stipt getekend. De uitvoerder heeft nimmer commentaar geleverd op het werk. Indien sprake was van een tekortkoming in de uitvoering van de werkzaamheden, is dat te wijten aan Elkor omdat de tekeningen niet in orde waren.
Stipt heeft een op 26 november 2022 gedateerde factuur en drie op 7 december 2022 gedateerde facturen naar Elkor verzonden. Het totaalbedrag voor deze facturen bedraagt € 24.162,50 (btw verlegd). Elkor heeft ondanks aanmaning daartoe deze facturen niet voldaan. Stipt vordert om die reden de veroordeling tot betaling van deze facturen en zij maakt tevens aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente. Stipt heeft bij akte haar vordering beperkt tot maximaal € 25.000,00 en heeft afstand gedaan van het meerdere.
3.3.
Elkor voert – samengevat – het volgende verweer. De overeenkomst tussen partijen is, hoewel door Stipt niet ondertekend, schriftelijk vastgelegd. Stipt heeft op 26 oktober 2022 de tekeningen van het project ontvangen. Zij heeft op 27 oktober 2022 haar akkoord gegeven voor de overeenkomst. Stipt is vervolgens op 1 november 2022 met haar werkzaamheden gestart. Al snel bleek dat door de medewerkers van Stipt veel fouten werden gemaakt.
Elkor betwist dat de uitvoerder van BAM het werk van Stipt heeft goedgekeurd. De uitvoerder heeft slechts urenlijsten afgetekend in verband met de aanwezigheid van werknemers van Stipt. De uitvoerder heeft dit ook in een e-mail van 24 juli 2023 bevestigd.
Stipt heeft op 2 december 2022 zonder eerdere aankondiging haar werkzaamheden gestaakt. Dezelfde dag heeft Stipt schriftelijk medegedeeld dat zij slechts bereid was haar werkzaamheden te hervatten indien onder andere een voorschot van minimaal € 50.000,00 zou worden betaald. Elkor is hiermee niet akkoord gegaan. Aangezien Stipt direct heeft aangegeven de werkzaamheden niet te zullen hervatten, is Stipt zonder ingebrekestelling in verzuim komen te verkeren. Elkor heeft bij e-mailbericht van 11 januari 2023 medegedeeld dat zij schade heeft geleden, omdat Stipt niet bereid was het project af te maken. In dat
e-mailbericht is geen aanspraak meer gemaakt op nakoming, maar is aangekondigd dat schadevergoeding zou worden gevorderd. Ook blijkt uit die e-mail dat de verschuldigdheid van de facturen van 26 november en 14 december 2022 werd betwist.
Elkor betwist de vordering tot betaling van de facturen van Stipt.
* Factuur [nummer 1] ten bedrage van € 1.537,50, verzonden op 26 november 2022, betrof werkzaamheden die niet in de begroting waren opgenomen. Dit betrof meerwerk en daarvoor was geen toestemming verleend.
* Factuur [nummer 2] ten bedrage van € 14.200,00, gedateerd 7 december 2022, is niet correct. Stipt heeft slechts in zes woningen aarding en nutsaanvoer aangelegd. Dat komt overeen met een totaalbedrag van € 1.500,00 (6 x € 250,00). Voorts heeft Stipt leidingwerk verdiepingsvloer voor € 1.050,00 en leidingwerk betonwanden voor € 3.150,00 verricht. De factuur kan dus maximaal € 5.700,00 bedragen. Echter, aan het geleverde werk kleefden gebreken.
*Factuur [nummer 3] ten bedrage van € 3.850,00, gedateerd op 7 december 2022, is niet verschuldigd. Dit bedrag kon slechts gefactureerd worden indien BAM een akkoord zou geven op deze termijn. Van BAM is uiteindelijk geen akkoord verkregen.
* Factuur [nummer 4] ten bedrage van € 575,00 is niet verschuldigd. Deze factuur betrof meerwerk, maar Elkor heeft daarvoor geen toestemming verleend.
Voor zover Elkor enig bedrag aan Stipt verschuldigd is, doet zij een beroep op verrekening met de vervangende schadevergoeding die zij in reconventie aan de orde stelt.
In reconventie
3.4.
Elkor vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Stipt te veroordelen tot betaling van € 290.242,00 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2023. Daarnaast vordert Elkor veroordeling van Stipt in de proceskosten.
3.5.
Elkor legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan haar vordering. Door toedoen van Stipt heeft Elkor herstelwerkzaamheden moeten laten uitvoeren. De schade wegens herstel van de werkzaamheden bedraagt € 155.242,00. Het herstel was veel ingrijpender en duurder dan het direct correct uitvoeren van de aan Stipt opgedragen werkzaamheden. Voorts heeft BAM Elkor aansprakelijk gesteld voor de vertraging die is opgetreden en de extra werkzaamheden die nodig waren als gevolg van de fouten gemaakt door Stipt. Hiervoor heeft Elkor een schikking bereikt met BAM voor een bedrag van € 100.000,00. Elkor heeft de werkzaamheden die Stipt zou uitvoeren uitbesteed aan verschillende partijen. Doordat dit op korte termijn diende te geschieden zijn de kosten
€ 35.000 hoger uitgevallen dan de onderaanneemsom waarvoor Stipt de werkzaamheden zou uitvoeren. De totale vordering uit hoofde van vervangende schadevergoeding bedraagt € 290.242,00.
3.6.
Stipt voert verweer dat – voor zover van belang – hierna in de beoordeling aan de orde komt.
4. De verdere beoordeling
4.1.
Aangezien de vordering in conventie en de vordering in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de kantonrechter deze hierna gezamenlijk behandelen.
In conventie en in reconventie
4.2.
Stipt heeft met het sluiten van een onderaanneemovereenkomst met Elkor zich jegens Elkor verbonden om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door Elkor te betalen bedrag.
4.3.
Stipt deelde op 2 december 2022 via e-mail het volgende mede aan Elkor:

Ons budget is op. Vanaf volgende week donderdag zijn wij niet meer op de bouw.”
(…)
“Zoals eerder genoemd is het voor ons financieel niet haalbaar om zo door te gaan. Enige manier voor ons om dit project af te maken is als de begroting zoals verderop genoemd door jullie akkoord wordt bevonden met onze voorwaarden.
(…)
Budget is op; om het werk te hervatten hebben wij een voorschot nodig van minimaal € 50.000,- om dit op gang te houden tot dat onze facturatie bij jullie gaat lopen.”.
Stipt begrootte de totale kosten op € 267.305,00.
4.4.
Elkor is niet akkoord gegaan met de door Stipt gestelde voorwaarden en heeft op 11 januari 2023 per e-mail aan Stipt medegedeeld dat zij door het staken van de werkzaamheden schade zou lijden, die uiteindelijk op Stipt zou worden verhaald. In deze
e-mail deelde Elkor ook mede dat betaling van de facturen om die reden werd opgeschort en dat – indien de schade lager uit zou vallen – het resterende bedrag van de facturen zou worden uitbetaald. De kantonrechter maakt hieruit op dat Elkor de overeenkomst wegens wanprestatie aan de zijde van Stipt buitengerechtelijk heeft ontbonden en in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding vordert.
Dwaling
4.5.
Stipt heeft op de mondelinge behandeling de grondslag van haar vordering aangevuld door aan te voeren dat de overeenkomst vernietigbaar is, omdat deze op grond van dwaling tot stand is gekomen. Stipt voert daartoe aan dat er geen of onjuiste tekeningen aanwezig waren, waardoor zij naar eerst later is gebleken het werk niet kon uitvoeren voor de overeengekomen aanneemsom. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Stipt heeft in haar dagvaarding naar drie e-mailberichten verwezen:
  • een e-mailbericht van 9 november 2022 waarin BAM Elkor erop wijst dat een centraaldoos niet is meegenomen in de tekening,
  • een tweede e-mailbericht van 9 november 2022 waarin BAM meldt dat er opnieuw centraaldozen voor rookmelders en verlichting ontbraken op de tekening die er eerder wel op hebben gestaan, en
  • een e-mailbericht van 12 november 2022 waarin BAM Elkor erop wijst dat de afgelopen twee weken meeruren waren gemaakt omdat het tekenwerk niet in orde was.
Hieruit blijkt niet dat tekeningen afwezig waren. Noch blijkt hieruit dat de tekeningen dusdanig afweken van de tekeningen, waarvan Stipt op 26 oktober 2022 kennis heeft genomen, dat Stipt daardoor veel meer werkzaamheden heeft moeten verrichten dan was ingecalculeerd. Verder blijkt hieruit ook niet dat de begroting van Elkor niet reëel was en dat de bedragen van het termijnschema niet overeen kwamen met de werkelijke bedragen die bij die werkzaamheden hoorden. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Elkor had het op de weg van Stipt gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan waardoor haar stelling als onvoldoende onderbouwd moet worden aangemerkt.
Verzuim
4.6.
Dat Stipt de overeenkomst niet meer zou nakomen volgt uit de mededeling van Stipt dat zij minimaal € 50.000,00 van Elkor wilde ontvangen, voordat zij haar werkzaamheden zou hervatten. Stipt is daardoor zonder ingebrekestelling direct in verzuim komen te verkeren. Elkor heeft daarop rechtsgeldig de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
4.7.
Deze ontbinding brengt met zich dat partijen hun prestaties over en weer ongedaan dienen te maken. Stipt heeft werkzaamheden verricht die niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Voor die prestatie treedt op grond van artikel 6:272 BW een vergoeding in de plaats. Stipt vordert daarvoor betaling van vier facturen.
Factuur [nummer 1]
4.8.
De vordering tot betaling van factuur [nummer 1] van € 1.537,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 november 2022 is toewijsbaar. Uit het overgelegde interne e-mailbericht van 18 november 2022 te 10.21 uur blijkt dat Elkor Stipt toestemming verleent om gebroken uren en meerwerk in rekening te brengen. In dit interne e-mailbericht wordt verzocht de bon af te tekenen voor akkoord in verband met faalkosten tekenwerk. Elkor heeft vervolgens dit bericht doorgestuurd naar Stipt om de factuur op te kunnen maken. Het verweer van Elkor dat dit meerwerk betreft waarvoor geen toestemming was verleend, faalt dan ook.
Factuur [nummer 2]
4.9.
Uit het e-mailbericht van 29 november 2022 blijkt dat Elkor aan Stipt akkoord heeft gegeven om termijn deel 1 te factureren voor een bedrag van € 14.200,00. Elkor deelde daarbij mede dat BAM al akkoord had gegeven en dat Elkor reeds had geaccordeerd. Het verweer van Elkor dat deze factuur niet correct is, moet dan ook als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. De gevorderde betaling van factuur [nummer 2] voor een bedrag van € 14.200,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 november 2022 is toewijsbaar.
Factuur [nummer 3]
4.10.
Elkor berichtte op 29 november 2022 in een e-mailbericht aan Stipt dat de termijn was geaccordeerd, maar dat er pas definitief geaccordeerd kon worden nadat BAM akkoord zou zijn. Stipt heeft voor deze termijn factuur [nummer 3] voor een bedrag van € 3.850,00 aan Elkor verzonden. Elkor heeft aangevoerd dat deze vordering niet toewijsbaar is omdat BAM uiteindelijk geen akkoord heeft gegeven. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. De enkele stelling van Elkor dat BAM uiteindelijk geen akkoord heeft gegeven, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat Stipt geen recht heeft op betaling van deze factuur. Immers, niet is gesteld of gebleken dat Stipt de werkzaamheden waarop deze factuur betrekking heeft – leidingwerk verdiepingsvloer en leidingwerk betonwanden – niet heeft uitgevoerd. Ook deze post van de vordering van Stipt zal dan ook als onvoldoende weersproken worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 november 2022.
Factuur [nummer 4]
4.11.
Stipt heeft aangevoerd dat factuur [nummer 4] ten bedrage van € 4.575,00 meerwerk betrof. Op de mondelinge behandeling heeft Stipt aangevoerd dat dit werkzaamheden betroffen in verband met de realisatie van 3 sparing blokken en 11 lasdozen, waarvoor Elkor mondeling akkoord heeft gegeven. Elkor heeft bij conclusie van antwoord gemotiveerd betwist dat zij toestemming heeft verleend voor meerwerk. Stipt heeft haar stelling dat Elkor met dit meerwerk heeft ingestemd niet nader onderbouwd. Uit de processtukken blijkt ook niet dat Elkor heeft ingestemd met het meerwerk, wanneer Elkor daarmee zou hebben ingestemd en wie van Elkor daarvoor toestemming zou hebben verleend. Deze post zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Stipt heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Dit blijkt ook uit de stukken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de vordering tot een bedrag van € 19.587,50,96 toewijsbaar. Dit maakt dat een bedrag van € 970,88 wegens buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar is. Waarbij overigens de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW in plaats van de wettelijke handelsrente toewijsbaar is. De wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW heeft uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. Een verplichting tot vergoeding van schade kan daartoe niet worden gerekend
Samenvatting
4.13.
Samengevat is een bedrag van € 20.558,38 wegens hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, toewijsbaar.
Beroep op verrekening
4.14.
Elkor doet een beroep op verrekening omdat zij stelt schade te hebben geleden als gevolg van wanprestatie aan de zijde van Stipt. Om die reden zal eerst de tegenvordering van Elkor dienen te worden beoordeeld, om te kunnen bepalen of Elkor tot betaling van de vordering in conventie veroordeeld dient te worden.
Tegenvordering
4.15.
Artikel 6:277 BW bepaalt dat de partij van wie de tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd verplicht is om haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt (deze schade hierna: ontbindingsschade). Het bedrag van € 290.242,00 dat Elkor wegens ontbindingsschade vordert bestaat uit drie posten:
€ 155.242,00 wegens herstel van de door Stipt verrichte werkzaamheden;
€ 100.000,00 wegens vertraging in de bouw en extra werkzaamheden;
€ 35.000,00 wegens een hogere onderaanneemsom.
Vordering a.
4.16.
Elkor heeft gesteld dat Stipt haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Elkor heeft Stipt hier echter niet voor in gebreke gesteld. Noch heeft Elkor Stipt in de gelegenheid gesteld de beweerdelijke gebreken te herstellen. Stipt is om die reden niet in verzuim komen te verkeren. Daar komt bij dat Elkor haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Elkor verwijst naar de overgelegde foto’s en facturen waaruit haar schade zou blijken, maar deze facturen zijn niet gespecificeerd. Hieruit is niet op te maken dat deze facturen zien op de gestelde herstelwerkzaamheden. Ook uit de overgelegde foto’s valt niet op te maken dat het door Stipt onjuist uitgevoerde werkzaamheden betreft. Deze post komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
Vordering b.
4.17.
Elkor verwijst ter onderbouwing van haar schade naar een brief van BAM van 16 juni 2023. Hierin wordt het minderwerk betreffende de ‘vergoeding elektrotechnische installatie’ vastgesteld op € 100.000,00. Stipt heeft aangevoerd dat het daarbij overgelegde overzicht van de verrichte werkzaamheden te algemeen is omschreven en dat hieruit niet is op te maken dat Stipt verantwoordelijk is voor de vertraging in de bouw. Dit verweer slaagt. Gelet op het gemotiveerde verweer van Stipt had het op de weg van Elkor gelegen haar tegenvordering nader te onderbouwen. Uit de stukken kan niet worden vastgesteld dat Stipt verantwoordelijk is voor de gestelde schade. De vordering is onvoldoende onderbouwd en daardoor niet toewijsbaar.
Vordering c.
4.18.
Elkor verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar het door haar overgelegde termijnschema. Daarin wordt een totaalbedrag van € 165.000,00 vermeld. Stipt betwist de vordering en heeft in haar conclusie van antwoord in reconventie aangevoerd dat uit dit schema niet blijkt welke afspraken met de derde partijen zijn gemaakt. Offertes dan wel aannemingsovereenkomsten ter onderbouwing van de vordering zijn niet ingebracht. De kantonrechter volgt het verweer van Stipt. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Stipt had het op de weg van Elkor gelegen haar vordering nader te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan waardoor de vordering als onvoldoende onderbouwd wordt afgewezen.
4.19.
Het voorgaande betekent dat het beroep op verrekening niet slaagt. Elkor zal dan ook tot betaling van de vordering in conventie worden veroordeeld, terwijl de tegenvordering van Elkor (reconventie) zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.20.
Elkor is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stipt worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
Totaal
2.579,44
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.21.
Elkor is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stipt worden begroot op € 2.174,00 (2 punten × € 1.087,00).
4.22.
De nakosten worden begroot op € 132,00 plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
veroordeelt Elkor om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Stipt te betalen € 19.587,50 wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Elkor om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Stipt te betalen € 970,88 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Elkor in de proceskosten van € 2.579,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
In reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Elkor in de proceskosten, aan de zijde van Stipt tot vandaag vastgesteld op € 2.174,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
In conventie en in reconventie
veroordeelt Elkor in de nakosten van € 132,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Elkor niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
veroordeelt Elkor tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen zeven dagen na vandaag zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.