In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 30 juni 2020 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de aanhoudende conflicten tussen de ouders en het gebrek aan samenwerking. Tijdens de mondelinge behandeling is de mening van [minderjarige 1] gehoord, die aangaf dat zij het fijn vindt om met de jeugdbeschermer te praten, maar ook dat zij het lastig vindt dat haar vader negatief over haar moeder spreekt. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er nog steeds zorgen zijn over de minderjarigen, met name over het loyaliteitsconflict waarin zij verkeren. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI en de ouders in overweging genomen en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 2 oktober 2024 tot 2 augustus 2025, uitvoerbaar bij voorraad, om de ontwikkeling van de minderjarigen te waarborgen.