ECLI:NL:RBZWB:2024:7105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425581 / JE RK 24-1491 en C/02/426521/ JE RK 24-1654
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en vervanging van de Gecertificeerde Instelling in de zaak van een minderjarige

Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter verleent een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes weken, van 30 september 2024 tot 11 november 2024, en vervangt de huidige Gecertificeerde Instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, door Jeugdbescherming west Zeeland per 1 december 2024. De kinderrechter oordeelt dat de jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] belemmeren. De huidige situatie bij de gesloten accommodatie biedt onvoldoende veiligheid en begeleiding, waardoor de kinderrechter geen andere optie ziet dan de machtiging te verlengen. Tevens is er een grote behoefte aan een nieuwe jeugdbeschermer, omdat de relatie tussen [de minderjarige] en de huidige jeugdbeschermer verstoord is geraakt. De kinderrechter benadrukt het belang van een goede overdracht en samenwerking tussen de betrokken partijen, zodat [de minderjarige] een frisse start kan maken met de nieuwe jeugdbeschermer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
  • C/02/425581 / JE RK 24-1491
  • C/02/426521 / JE RK 24-1654
Datum uitspraak: 26 september 2024
(Nadere) beschikking machtiging gesloten jeugdhulp en vervanging van de Gecertificeerde Instelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
Verzoeker in de zaak met kenmerk C/02/425581 / JE RK 24-1491
Belanghebbende in de zaak met kenmerk C/02/426521 / JE RK 24-1654
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg.
Verzoeker in de zaak met kenmerk C/02/426521 / JE RK 24-1654
De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
Als informant wordt in de zaak met kenmerk C/02/426521 / JE RK 24-1654 aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: Jeugdbescherming west.
1.
Het (nadere) verloop van de procedures
1.1. Het (nadere) procesverloop bestaat uit:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1491:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 augustus 2024 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- de op 20 september 2024 bij de rechtbank binnengekomen schriftelijke update en nadere rapportages van de GI;
- de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs. [naam] , van 24 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 24 september 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1654:
- het verzoekschrift van mr. Davidse namens [de minderjarige] van 9 september 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 september 2024.
1.2. Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter de beide zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren (nader) behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] , die vooraf ook apart is gehoord, bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- de begeleidster van [de minderjarige] vanuit [jeugdzorginstelling 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordigster van Jeugdbescherming west.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 20 oktober 2022 is een spoedmachtiging afgegeven om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 oktober 2022 en tot 3 november 2022, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.3.
Bij beschikking van 28 oktober 2022 is het resterende deel van het spoedverzoek om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen en is een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 oktober 2022 en tot 28 januari 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
Bij beschikking van 24 januari 2023 is de machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd met ingang van 28 januari 2023 en tot 28 april 2023.
2.5.
Bij beschikking van 14 april 2023 is de machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd met ingang van 28 april 2023 en tot 28 juli 2023.
2.6.
Bij beschikking van 21 juli 2023 is een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van een maand, met ingang van 28 juli 2023 tot 28 augustus 2023. Het resterende deel van het verzoek van het college is afgewezen.
2.7.
Bij beschikking van 30 november 2023 is er een spoedmachtiging afgegeven om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 30 november 2023 en tot 14 december 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.8.
Bij beschikking van 6 december 2023 is het resterende deel van het spoedverzoek om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 14 december 2023 en tot 28 december 2023. Het reguliere verzoek machtiging gesloten jeugdhulp is aangehouden in afwachting van een schriftelijke (instemmende) verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
2.9.
Bij beschikking van 6 december 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar, tot 6 december 2024. Ook is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 6 december 2023 en tot 6 september 2024.
2.10.
Bij beschikking van 27 december 2023 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 28 december 2023 en tot 28 juni 2024.
2.11.
Bij beschikking van 26 juni 2024 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van één maand, met ingang van 27 juni 2024 en tot 27 juli 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.12.
Bij beschikking van 24 juli 2024 is het resterende deel van het verzoek om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen.
2.13.
Bij beschikking van 13 augustus 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, met ingang van 13 augustus 2024 tot 27 augustus 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.14.
Bij beschikking van 19 augustus 2024 heeft de kinderrechter het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder afgewezen. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes weken, met ingang van 19 augustus 2024 en tot 30 september 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.15.
[de minderjarige] verblijft op grond van de laatstgenoemde machtiging bij [jeugdzorginstelling 1] .

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk JE RK 24-1491:
3.1.
De GI verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2.
Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [de minderjarige] voor de duur van zes weken, te weten van 30 september 2024 en tot 11 november 2024.
3.3.
De gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs. [naam] , heeft schriftelijk ingestemd met het resterende deel van de machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [de minderjarige] tot 11 november 2024. Dit blijkt uit de verklaring van 24 september 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1654:
3.4.
De [de minderjarige] verzoekt overeenkomstig artikel 1:259 BW de Gecertificeerde Instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, te vervangen door de Gecertificeerde Instelling, Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg.

4.De (nadere) standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij geen betrokkenheid van de huidige jeugdbeschermer en bemoeienis van de rechtbank meer wenst. Volgens [de minderjarige] wordt haar leven daardoor verpest. Er wordt haar namelijk telkens van alles beloofd, terwijl niets daarvan wordt nagekomen. Daarom wil [de minderjarige] nu met rust gelaten worden en gaan werken, naar school gaan en op een zelfstandige woonplek verblijven. Daarbij benoemt [de minderjarige] dat het de afgelopen periode bij de [jeugdzorginstelling 2] goed met haar is gegaan. Er zijn bovendien geen zorgen over een 28-jarige man; dat was eenmalig. Verder geeft [de minderjarige] aan dat zij wel openstaat voor een andere, vrouwelijke jeugdbeschermer. Over een vervolgtraject bij ‘ [naam traject] ’ geeft [de minderjarige] aan dat zij daar nog met niemand over heeft gesproken. Het is dus onjuist dat zij heeft gezegd dat zij daar voor openstaat. Tot slot benoemt [de minderjarige] dat zij het vervelend vindt dat haar moeder steeds niet reageert wanneer [de minderjarige] haar probeert te bellen, terwijl de moeder wel het gezag over [de minderjarige] wil blijven uitoefenen.
4.2.
In aanvulling op [de minderjarige] benoemt haar advocaat dat [de minderjarige] het niet eens is met het restantverzoek tot gesloten plaatsing. [de minderjarige] wil niet langer in [jeugdzorginstelling 1] verblijven. Desondanks berust [de minderjarige] in het verzoek. De gesloten plaatsing zal nog nodig zijn voor de komende zes weken.
Ten aanzien van het verzoek tot wijziging GI geeft de advocaat aan dat het verzoek wordt gehandhaafd. [de minderjarige] geeft al lange tijd aan dat zij een andere GI en een andere, vrouwelijke jeugdbeschermer wenst. Met de huidige jeugdbeschermer komt er geen samenwerking tot stand. Daardoor lukt het de GI niet om haar taken uit te voeren. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] om de ondertoezichtstelling over te dragen. Dat kan echter niet direct, omdat er binnenkort allerlei termijnen aflopen en er nu net aanmeldingen in gang zijn gezet. Deze trajecten moeten niet worden verstoord.
4.3.
De GI handhaaft het restantverzoek tot gesloten plaatsing van [de minderjarige] . Voorafgaand aan de huidige plaatsing van [de minderjarige] in [jeugdzorginstelling 1] hebben er meerdere, ernstige incidenten plaatsgevonden, waarbij sprake was van strafbare feiten en grove onveiligheid. Mede gelet op de forse problematiek van [de minderjarige] en het recente persoonlijkheidsonderzoek is er een langdurig traject voor [de minderjarige] nodig. Sinds [de minderjarige] weer in [jeugdzorginstelling 1] verblijft, laat zij hetzelfde, positieve gedrag zien als voorheen. Dat is goed nieuws. Het maximaal haalbare voor [de minderjarige] binnen een gesloten plaatsing is dan ook wel bereikt. Daarom wordt er op dit moment weer hard gezocht naar een vervolgplek waar [de minderjarige] gemotiveerd voor is. Dat is nu erg lastig omdat [de minderjarige] niet meer met de huidige jeugdbeschermer in gesprek wil. Tot op heden is er nog geen passende vervolgplek gevonden. Daarbij merkt de GI ook op dat uit het perspectiefonderzoek volgt dat er (nog) niet kan worden toegewerkt naar een terug-thuisplaatsing van [de minderjarige] . Daarom zal [de minderjarige] de komende periode in [jeugdzorginstelling 1] moeten blijven.
Ten aanzien van het verzoek tot vervanging van de GI benoemt de GI dat zij [de minderjarige] enerzijds niet zomaar willen loslaten, omdat dit opnieuw een afwijzing betekent voor [de minderjarige] en omdat er uit het persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat wijzigingen niet in het belang van [de minderjarige] zijn. Anderzijds begrijpt de GI de wens van [de minderjarige] heel goed. Los van de omstandigheid dat [de minderjarige] geen klik heeft met de jeugdbeschermer, heeft de GI ook niet kunnen voldoen aan de wens van [de minderjarige] om de twee rollen van jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder gescheiden te houden. In afwachting van de overdracht van de ondertoezichtstelling zal de huidige jeugdbeschermer zijn betrokkenheid meer op de achtergrond uitoefenen, zodat er, indien mogelijk, tijdelijk een vrouwelijke collega jeugdbeschermer bij [de minderjarige] betrokken kan raken.
4.4.
De moeder heeft aangegeven dat zij de beide verzoeken begrijpt, maar lastig kan inschatten wat op dit moment het beste voor [de minderjarige] is. De huidige plaatsing van [de minderjarige] bij [jeugdzorginstelling 1] is niet ideaal, maar het is ook niet in het belang van [de minderjarige] om opnieuw op een crisisplek te verblijven. De moeder hoopt dat er snel een passende plek voor [de minderjarige] wordt gevonden waar zij langere tijd kan verblijven, zodat er stabiliteit kan gaan ontstaan en [de minderjarige] verder kan. Ten aanzien van het verzoek tot wijziging GI benoemt de moeder dat zij de wens van [de minderjarige] begrijpt, maar dat een verandering van GI ook weer gevolgen zal hebben. Er zijn veel zaken die nu op korte termijn geregeld moeten worden, of die nu uitstaan of lopen. Deze mogen niet worden verstoord.
4.5.
De begeleidster van [de minderjarige] heeft aangegeven dat [de minderjarige] niet langer in [jeugdzorginstelling 1] wil verblijven, maar dat [de minderjarige] wel begrijpt dat er op dit moment geen andere optie is. Ook heeft de begeleidster aangegeven dat [de minderjarige] altijd heel duidelijk is geweest in haar wens ten aanzien van een andere, vrouwelijke jeugdbeschermer. [de minderjarige] heeft geen band met de huidige jeugdbeschermer. De begeleidster benoemt verder dat zij de afgelopen periode steeds goed contact met [de minderjarige] heeft gehouden. Volgens de begeleidster staat [de minderjarige] open voor begeleiding, zolang zij een klik met de begeleider(s) heeft. Daarbij komt wel dat [de minderjarige] veel wantrouwen heeft. Het kost dus tijd om een vertrouwensrelatie op te bouwen. Desgevraagd benoemt de begeleidster dat zij graag betrokken wil blijven bij [de minderjarige] , maar niet weet welke mogelijkheden er daar binnen [jeugdzorginstelling 1] voor zijn. De betrokkenheid kan mogelijk worden voortgezet in de vorm van een Jouw Ingebrachte Mentor (JIM). Het maakt dan niet uit waar [de minderjarige] verblijft.
4.6.
Namens Jeugdbescherming west Zeeland wordt tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij openstaan voor de overdracht van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Dat zal wel op een zorgvuldige manier moeten gebeuren en kan niet nu direct, omdat er aan de ene kant op dit moment geen jeugdbeschermer voor [de minderjarige] beschikbaar is, terwijl het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat er een vast persoon bij haar betrokken raakt en blijft. Aan de andere kant loopt de ondertoezichtstelling al af in december 2024, ligt er een perspectiefbesluit en moet er nu op korte termijn een vervolgplek voor [de minderjarige] worden gerealiseerd. Daarom wordt namens Jeugdbescherming west geadviseerd om het overdrachtsverzoek aan te houden voor de duur van drie maanden. Desgevraagd wordt aangegeven dat 1 december 2024 een realistische datum is voor de overdracht.

5.De (verdere) beoordeling

In de zaak met kenmerk JE RK 24-1491:
Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.3.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp daarom verlenen, en wel voor de resterende duur van het verzoek, met ingang van 30 september 2024 en tot 11 november 2024. Daarbij overweegt de kinderrechter als volgt.
5.4.
Afgelopen zomer heeft [de minderjarige] vanuit de gesloten plaatsing in [jeugdzorginstelling 1] de stap gezet naar een open setting bij de [jeugdzorginstelling 2] , in afwachting van een passende vervolgplek. Ondanks dat er naar het oordeel van de kinderrechter destijds nog steeds veel zorgen over [de minderjarige] waren, konden deze een verblijf in een gesloten setting niet langer rechtvaardigen. Inmiddels is het de kinderrechter gebleken dat het niet is gelukt om de plaatsing op een open groep tot een voldoende veilig alternatief voor de gesloten plaatsing te maken. Hoewel er verschillende belevingen bestaan over wat er precies is voorgevallen tijdens het verblijf van [de minderjarige] op de open groep en de benodigde begeleiding gedurende deze periode niet op het beoogde niveau aan [de minderjarige] is verleend, staat het voor de kinderrechter vast dat het verblijf van [de minderjarige] bij de [jeugdzorginstelling 2] niet tot positiviteit heeft geleid. De zorgen over de forse problematiek van [de minderjarige] namen aldaar steeds verder toe. Deze zorgen bestaan onder meer uit zelfbepalend, grensoverschrijdend en agressief gedrag, middelengebruik en mogelijk seksueel onveilige contacten met een 28-jarige man.
5.5.
De kinderrechter heeft reeds eerder vastgesteld dat [de minderjarige] vanwege deze problematiek erg kwetsbaar is en passende behandeling en begeleiding in een veilige setting behoeft. In dat kader is er recent een diagnostisch onderzoek verricht, dat zich nu in de afrondende fase bevindt. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er op korte termijn meer duidelijkheid gaat ontstaan over de diagnostiek van [de minderjarige] , zodat er een passend behandelplan voor [de minderjarige] kan worden opgesteld. Ondanks dat duidelijk is dat de benodigde behandelingen van [de minderjarige] niet in [jeugdzorginstelling 1] kunnen worden ingezet, kan [jeugdzorginstelling 1] [de minderjarige] nu wel een veilige setting bieden totdat er een geschikte vervolg- of behandelplek voor haar is gevonden. Aangezien daar op dit moment nog geen zicht op is en nu gebleken is dat een plaatsing op een open groep of bij de moeder [de minderjarige] onvoldoende veiligheid kan bieden, zijn er thans geen minder ingrijpende mogelijkheden dan een gesloten plaatsing om de opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige] te behandelen en haar veiligheid te kunnen waarborgen. Om die reden dient het verblijf van [de minderjarige] in [jeugdzorginstelling 1] de komende tijd nog te worden voortgezet.
5.6.
Daarbij wenst de kinderrechter het volgende op te merken. Het is de kinderrechter gebleken dat de begeleidster vanuit [jeugdzorginstelling 1] een grote steun is voor [de minderjarige] . De kinderrechter vindt de betrokkenheid van deze begeleidster bij [de minderjarige] een meerwaarde en vindt het daarom belangrijk dat deze betrokkenheid wordt voortgezet. De begeleidster heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij de komende tijd bij [de minderjarige] betrokken wil en kan blijven, net zoals zij dat de afgelopen periode steeds is geweest. Wellicht kan deze betrokkenheid worden voortgezet in de vorm van een Jouw Ingebrachte Mentor (JIM). Een JIM is een volwassene die (de situatie van) [de minderjarige] en het gezin al kent en ook kan meedenken over hoe het gezin en [de minderjarige] kunnen worden ondersteund. Het is een persoon die [de minderjarige] al vertrouwt en waar zij naar toe gaat als het even niet lekker loopt. Door de inzet van een JIM kan aan minderjarigen een stabiele groei worden geboden. Professionals kunnen immers wisselen, maar de JIM blijft. De kinderrechter gunt [de minderjarige] dat de begeleidster bij haar betrokken blijft. Hij gaat er dan ook vanuit dat de GI, de advocaat van [de minderjarige] en de hulpverlening het idee van deze JIM voor [de minderjarige] verder oppakken.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1654:
Wettelijk kader
5.7.
Krachtens artikel 1:259 BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
Inhoudelijke beoordeling
5.8.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat de GI, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door Jeugdbescherming west, gevestigd te Middelburg. Dit vindt de kinderrechter in het belang van [de minderjarige] , omdat de verhouding tussen de betrokken jeugdbeschermer en [de minderjarige] zodanig verstoord is geraakt dat er geen samenwerking tussen hen meer mogelijk lijkt. De kinderrechter vindt het van belang dat er een nieuwe jeugdbeschermer bij [de minderjarige] betrokken raakt, zodat [de minderjarige] een frisse start kan maken en zij een vertrouwensrelatie kan opbouwen met de nieuwe jeugdbeschermer. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat er vervolgens een goede samenwerking tussen hen zal kunnen ontstaan. Jeugdbescherming west heeft zich tijdens de mondelinge behandeling bereid verklaard om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te zullen overnemen vanaf 1 december 2024. Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er zorg gedragen zal worden voor een goede, warme en volledige overdracht. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek toewijzen met ingang van 1 december 2024.
5.9.
De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat de huidige jeugdbeschermer in de tussentijd een stap terug zet en meer op de achtergrond betrokken blijft, en er een vrouwelijke jeugdbeschermer van de huidige GI bij [de minderjarige] betrokken raakt om de overstap samen met [de minderjarige] goed door te maken. Dit dient op uiterst korte termijn te worden geregeld, zodat er spoedig een kennismaking tussen [de minderjarige] en de nieuwe, vrouwelijke jeugdbeschermer kan plaatsvinden.
5.10.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open. Op grond van het bepaalde in artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1491:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 30 september 2024 en tot 11 november 2024.
In de zaak met kenmerk JE RK 24-1654:
6.2.
vervangt met ingang van 1 december 2024 de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam door de Gecertificeerde Instelling Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 10 oktober 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.