ECLI:NL:RBZWB:2024:7108

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425370 / JE RK 24-1455
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot het einde van de ondertoezichtstelling, met ingang van 10 oktober 2024 en tot 22 december 2024. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De procedure is gestart met een verzoekschrift van de GI op 5 augustus 2024, waarin werd verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling, die op 2 oktober 2024 plaatsvond, waren de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig via videoverbinding, terwijl de vader niet verschenen was, ondanks tijdige oproeping.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige]. De minderjarige is sinds 22 juni 2020 onder toezicht gesteld van de GI, en de machtiging tot uithuisplaatsing is in het verleden meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft tijdens de behandeling de mening van [minderjarige] gehoord, die aangaf dat zij het goed vindt dat de machtiging wordt verlengd, omdat zij zich prettig voelt in haar huidige verblijf.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Er is momenteel nog onduidelijkheid over de problematiek van [minderjarige] en de benodigde behandelingen zijn nog niet gestart. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de vader zijn medewerking verleent aan de benodigde therapieën, zodat er op termijn kan worden toegewerkt naar een terug-thuisplaatsing. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425370 / JE RK 24-1455
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZUID-HOLLAND,
gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] , België,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de GI van 5 augustus 2024 met bijlagen, ontvangen op 5 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI,
via een videoverbinding;
- de gedragswetenschapper van de GI,
via een videoverbinding.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist en tijdig is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 22 juni 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 11 december 2023 tot 22 december 2024.
2.3.
Bij beschikking van 6 november 2023 is de vorige GI per 1 december 2023 vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie Dordrecht.
2.4.
Bij beschikking van 10 januari 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 10 januari 2024 en tot 24 januari 2024. Het restant van het verzoek is aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 22 januari 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 24 januari 2024 en tot 10 april 2024.
2.6.
Bij beschikking van 29 maart 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 10 april 2024 en tot 10 oktober 2024.
2.7.
[minderjarige] verblijft op basis van de laatstgenoemde beschikking in een netwerkpleeggezin in [plaats 1].

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg en een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter geeft [minderjarige] aan dat zij het prima vindt dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd. [minderjarige] verblijft bij haar vriendin en vindt het daar erg fijn. Zij komt ook al van kleins af aan in dit gezin. Het voelt daarom als een tweede thuis voor [minderjarige] . Er zijn bovendien geen conflicten in het gezin en de overige gezinsleden vinden ook dat het goed gaat met [minderjarige] erbij. Bij het gezinshuis vond [minderjarige] het niet fijn. Daar werd er niet naar haar geluisterd en de gezinshuisouder schreeuwde uit het niets naar haar. Verder vindt [minderjarige] dat het een goede beslissing is geweest om niet meer bij haar vader te wonen. Zij kan alleen terug bij haar vader wonen als de therapie is afgerond. [minderjarige] ziet het belang van de therapie. Zij wil graag dat er rust komt. Daar gaat de therapie haar bij helpen. Verder vertelt [minderjarige] dat zij geen contact heeft met haar moeder. Dat wil [minderjarige] ook niet. Het contact met de vader verloopt wel goed. De vader werkt naast de school van [minderjarige] en [minderjarige] ziet de vader dan in de pauze. Tot slot vertelt [minderjarige] dat het goed gaat op school. Zij zit nu in het examenjaar van de mavo. Wat [minderjarige] daarna wil doen weet zij nog niet. Wel weet [minderjarige] dat zij moeder wil worden. Daar droomt zij al vanaf kleins af aan van.
4.2.
De GI handhaaft het verzoek voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling. De GI had gehoopt in de afgelopen periode toe te kunnen werken naar een terug-thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Dit is tot op heden niet gelukt en de GI betwijfelt of dit überhaupt gaat lukken. Dat komt onder meer omdat het benodigde Therapeutisch Psychologisch Onderzoek (hierna: TPO) nog niet is opgestart. [minderjarige] is hier gemotiveerd voor, maar voor de inzet van het TPO is ook de medewerking van de vader nodig en dit blijkt ingewikkeld te zijn. De GI hoopt de vader daartoe alsnog toe te kunnen motiveren. Verder benoemt de GI dat het huidige netwerkpleeggezin instemt met de plaatsing van [minderjarige] ter overbrugging naar een passende vervolgplek. Het netwerkpleeggezin wordt nu door pleegzorg gescreend. In de tussentijd gaat de zoektocht naar een andere, passende vervolgplek voor [minderjarige] door. Aangezien het erg lastig is gebleken om een geschikte groep voor [minderjarige] te vinden in [plaats 2], is er nu ook een aanmelding gedaan voor een plaatsing van [minderjarige] in [plaats 3]. Daarbij merkt de GI op dat de stem van [minderjarige] , gezien haar leeftijd, hierbij sterk meeweegt. [minderjarige] gaat zelf steeds meer eigen regie voeren en dat is ook passend.
4.3.
De moeder stemt in met het verzoek. Volgens de moeder verblijft [minderjarige] nu op een plek waar zij graag is en waar zij tot rust kan komen. Wel betwijfelt de moeder of dit een goede plek is voor [minderjarige] voor de langere termijn. Dat komt enerzijds, omdat op dit moment nog onduidelijk is of [minderjarige] langdurig in het gezin kan blijven wonen en omdat nu nog onduidelijk is welke hulpverlening daarvoor nodig is. Anderzijds vreest de moeder dat het binnen het netwerkpleeggezin ook misgaat met [minderjarige] en dat de vriendschap tussen [minderjarige] en haar vriendin daar dan onder komt te lijden. Er zal op korte termijn echter geen andere, passende plek voor [minderjarige] beschikbaar zijn. Verder hoopt de moeder dat het TPO nu snel kan gaan starten en dat er een goed beeld wordt gekregen van de problematiek van [minderjarige] . Hopelijk kan de benodigde hulpverlening daarna eindelijk worden ingezet. Daarbij is het wel van groot belang dat er tijdens het TPO sprake is van stabiliteit in de verblijfssituatie van [minderjarige] . Tot slot benoemt de moeder dat het in maart drie jaar geleden is dat zij [minderjarige] voor het laatst heeft gezien.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen voor de (verzochte) duur van de ondertoezichtstelling, met ingang van 10 oktober 2024 en tot 22 december 2024. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.2.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het de kinderrechter gebleken dat het naar omstandigheden goed gaat met [minderjarige] . Desondanks kan zij vanwege de combinatie van haar kindeigenproblematiek en de systeemproblematiek op dit moment nog niet bij een van haar ouders thuis wonen. Daar zijn alle belanghebbenden het ook over eens. Het is de kinderrechter verder gebleken dat er momenteel nog geen goed zicht is op de problematiek van [minderjarige] en dat de benodigde behandelingen als gevolg daarvan ook nog niet zijn ingezet. De kinderrechter vindt het van groot belang dat daar nu zo snel mogelijk verandering in komt. Het TPO en in het verlengde daarvan de benodigde behandelingen zijn immers noodzakelijk om op termijn toe te kunnen werken naar een terug-thuisplaatsing van [minderjarige] . De kinderrechter vindt het heel knap van [minderjarige] dat zij de noodzaak van het TPO zelf ook inziet. Des te zorgelijker vindt de kinderrechter het dat de vader zijn medewerking hieraan tot op heden niet heeft willen verlenen. De vader vormt hiermee een belemmering voor de effectiviteit van de jeugdbeschermingsmaatregelen voor [minderjarige] en dit tast het perspectief van [minderjarige] aan. De kinderrechter maakt zich hier veel zorgen om, temeer nu [minderjarige] juist zo sterk behoefte heeft aan perspectief. Een forse verbetering op dit vlak is dan ook nodig en het is zeer van belang dat de vader effectief gaat samenwerken met de GI en de moeder, om zo het belang van [minderjarige] weer voorop te kunnen stellen.
5.3.
Aangezien er op dit moment nog onduidelijkheid bestaat over het vervolg van de plaatsing van [minderjarige] in het huidige netwerkpleeggezin, zal de kinderrechter het onweersproken verzoek van de GI toewijzen en een brede machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlenen. Dat betekent dat de GI [minderjarige] ook mag plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Daarbij merkt de kinderrechter op dat [minderjarige] niet vaker dan strikt noodzakelijk mag worden overgeplaatst, met een maximum van één keer na de huidige plaatsing. De kinderrechter gunt [minderjarige] een stabiele plek waar zij in rust de voor haar noodzakelijk geachte behandelingen kan gaan volgen. Daarbij heeft het de voorkeur van de kinderrechter dat de begeleiding en de zorg in het huidige netwerkpleeggezin worden geïntensiveerd om ervoor te zorgen dat het netwerkpleeggezin de plaatsing van [minderjarige] kan voortzetten. Daarbij neemt de kinderrechter ook in overweging dat [minderjarige] het erg fijn vindt in het huidige netwerkpleeggezin.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] tot het einde van de ondertoezichtstelling, met ingang van 10 oktober 2024 en tot 22 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 14 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.