In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland. De minderjarigen zijn geboren uit het huwelijk van de vader en de moeder en wonen bij de moeder. De Raad heeft ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarigen en de opvoedsituatie, waarbij de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de opvoeding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende mogelijkheden hebben om de zorgen op eigen kracht weg te nemen en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet effectief is gebleken. Daarom is besloten om de minderjarigen voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met ingang van 10 oktober 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de noodzaak voor de ontwikkeling van de minderjarigen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er meer duidelijkheid moet komen over de opvoedsituatie en dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden, zodat zij in de toekomst zelfstandig afspraken kunnen maken over de minderjarigen.