ECLI:NL:RBZWB:2024:7122
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake betaling uitkering augustus 2024
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker met betrekking tot de betaling van zijn uitkering over de maand augustus 2024. De voorzieningenrechter heeft op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan, waarbij op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege is gebleven. De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, dat stelt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed dat vereist, gelet op de betrokken belangen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitkeringsspecificatie over augustus 2024 niet kan worden aangemerkt als een besluit. Hoewel de specificatie aangeeft dat er een bedrag wordt ingehouden, was deze inhouding al eerder van toepassing en is er geen nieuwe beslissing genomen. Hierdoor is er geen sprake van een connexiteit tussen het verzoek en een besluit, wat betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.