ECLI:NL:RBZWB:2024:7127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426208 / FA RK 24/4067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1945. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, een casemanager en een verpleegkundige aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven dat hij zich niet herkent in de zorgen die door de casemanager zijn geschetst. Hij voelt zich goed en wil graag in zijn eigen woning blijven wonen. De advocaat van de cliënt heeft de afwijzing van het verzoek bepleit, stellende dat de diagnose niet voldoende onderbouwd is en dat het ernstig nadeel niet zodanig is dat opname noodzakelijk is. De casemanager heeft echter aangegeven dat er sprake is van hallucinaties en een onveilige thuissituatie, wat de noodzaak voor opname onderstreept.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, en dat deze aandoening leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en onveilige situaties in de thuissituatie. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de situatie te verbeteren. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426208 / FA RK 24/4067
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 16 september 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt] ,
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 2 september 2024, ingekomen ter griffie op 2 september 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 12 augustus 2024;
- een machtigingsformulier van 11 augustus 2024;
- de medische verklaring van 26 augustus 2024;
- het indicatiebesluit van 14 februari 2024;
- een machtiging van 5 juli 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 september 2024, op het hierboven genoemde adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mw. [naam 1] , casemanager;
- mw. [naam 2] , verpleegkundige.
Tevens was dhr. [naam 3] , de neef van cliënt, aanwezig. Hij is echter niet gehoord.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zich niet herkent in de zorgen die worden geschetst. Cliënt heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij drie keer per dag hulp krijgt van Buurtzorg. Cliënt zou graag thuis willen blijven wonen. Hij vindt het namelijk fijn om in zijn eigen woning te verblijven, met zijn eigen spullen. Cliënt is het aldus niet eens met het verzoek.
3.2
Namens cliënt bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. Primair stelt de advocaat zich op het standpunt dat de diagnose van cliënt niet voldoende is onderbouwd in de medische verklaring van 26 augustus 2024. Cliënt weet vrij goed wat er aan de hand is en heeft grip op zijn leven. Subsidiair bepleit de advocaat dat het ernstig nadeel niet zodanig is dat het een opname rechtvaardigt. Tot slot vraagt de advocaat zich af of een opname doelmatig is.
3.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de casemanager aangegeven dat zij achter het verzoek staat. Bij cliënt is er sprake van hallucinaties en waanachtige belevingen, die de laatste tijd sterk zijn toegenomen. Cliënt heeft regelmatig het idee dat zijn vrouw in huis rondloopt en dat de bedden beslapen zijn. Daarnaast is er sprake van ernstig nadeel. De casemanager licht toe dat er sprake is van een onveilige thuissituatie. Zo laat cliënt weleens pannen op het fornuis staan, met een risico op brandgevaar. Ook laat cliënt in de avonduren geregeld zijn deur open staan of verlaat hij zijn woning omdat hij denkt dat hij een afspraak heeft. Verder is de zelfzorg van cliënt ondermaats en is er sprake van seksuele ontremming met het gevolg dat de huishoudelijke hulp niet meer bij cliënt thuis komt. Ook is cliënt soms onbereikbaar en doet hij de deur niet open. Er is volgens de casemanager echter geen sprake van levensgevaar. Tot slot geeft de casemanager aan dat een uitbreiding van de zorg in de thuissituatie niet mogelijk is. Alle middelen zijn reeds ingezet.
3.4
De verpleegkundige van Buurtzorg heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij drie keer per dag bij cliënt langskomen om hem te ondersteunen. Zij merkt op dat cliënt in een korte tijd flink achteruit is gegaan.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. Cliënt is door een geriater in 2023 gediagnosticeerd met cerebrale amyloïd angiopathie. Cliënt lijdt als gevolg van deze aandoening aan stoornissen in het korte- en langetermijngeheugen, desoriëntatie in tijd en plaats, hallucinaties en wanen. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de gestelde diagnose.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Het is de rechtbank gebleken dat er bij cliënt sprake is van cognitieve en lichamelijke achteruitgang waardoor hij veel zorg en sturing nodig heeft. Zoals de casemanager tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht kunnen er onveilige situaties ontstaan in de thuissituatie van cliënt. Zo vergeet cliënt dat er pannen op het gasfornuis staan, vergeet hij zijn medicatie in te nemen, vergeet hij zijn urinezak te legen en is er sprake van een geringe zelfzorg. Daarnaast zijn er geregeld valincidenten en is er bij cliënt sprake van toenemend ontremd gedrag.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat cliënt is gebaat bij 24-uurs zorg, begeleiding, sturing en toezicht in de nabijheid, hetgeen in de thuissituatie niet kan worden gerealiseerd.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ondanks alle reeds ingezette zorg (thuiszorg, thuisbegeleiding, casemanager en huishoudelijk hulp) kan er geen veilige situatie worden gecreëerd. Dit omdat cliënt ook op onplanbare momenten zorg nodig heeft.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat het goed met hem gaat. Cliënt herkent zich niet in de zorgen die worden geschetst en vindt daarom een opname niet noodzakelijk.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
16 maart 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke als griffier, en op 30 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.