Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] ;
16 maart 2025.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1945. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, een casemanager en een verpleegkundige aanwezig waren.
Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven dat hij zich niet herkent in de zorgen die door de casemanager zijn geschetst. Hij voelt zich goed en wil graag in zijn eigen woning blijven wonen. De advocaat van de cliënt heeft de afwijzing van het verzoek bepleit, stellende dat de diagnose niet voldoende onderbouwd is en dat het ernstig nadeel niet zodanig is dat opname noodzakelijk is. De casemanager heeft echter aangegeven dat er sprake is van hallucinaties en een onveilige thuissituatie, wat de noodzaak voor opname onderstreept.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, en dat deze aandoening leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en onveilige situaties in de thuissituatie. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de situatie te verbeteren. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.