ECLI:NL:RBZWB:2024:7167

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/424967 / KG ZA 24-373
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de overname van een echtelijke woning en ontruiming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man over de overname van een echtelijke woning en de ontruiming daarvan. De vrouw, eiseres in deze kort geding procedure, heeft de man, gedaagde, aangesproken op zijn verplichtingen voortvloeiend uit een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de verdeling van de woning was geregeld. De vrouw vordert primair dat de man geen gebruik maakt van een hypotheekofferte en subsidiair dat hij zich onthoudt van handelingen die haar financieel aansprakelijk maken voor de overname van de woning.

De man vordert in reconventie dat de vrouw de woning uiterlijk op 23 augustus 2024 ontruimt en dat hij gemachtigd wordt om deze ontruiming, indien nodig, met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 augustus 2024, waarbij beide partijen bijgestaan werden door hun advocaten. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 30 augustus 2024 de vorderingen van de vrouw afgewezen, omdat de vrouw geen belang meer had bij haar primaire vordering. De subsidiaire vordering werd eveneens afgewezen, omdat de man op korte termijn een hypotheekofferte verwachtte en de vrouw niet langer financieel aansprakelijk zou zijn.

In reconventie heeft de voorzieningenrechter de vordering van de man toegewezen, waarbij de vrouw werd bevolen de woning te ontruimen binnen drie weken na ondertekening van het bindend voorstel door de man. De voorzieningenrechter heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sumner en openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/424967 / KG ZA 24-373
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. B. Fresco,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.P. Mandema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7;
  • de brief van mr. Fresco van 14 augustus 2024, met producties 9 tot en met 13;
  • de brief van mr. Mandema 14 augustus 2024, met producties 8 en 9.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 16 augustus 2024. Daarbij zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.
1.3.
Op de mondelinge behandeling hebben zowel mr. Fresco als mr. Mandema een pleitnota overhandigd. Deze pleinota’s maken onderdeel uit van het procesdossier.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
- zij zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum 1] 2011 tot [datum 2] 2024;
- zij hebben de woning aan [adres] [woonplaats 1] (hierna: de woning) in gemeenschappelijk eigendom.
2.2.
Bij beschikking van 21 december 2023 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding uitgesproken en is, voor zover hier van belang, de wijze van verdeling van de woning, en de daarop rustende hypothecaire geldlening bij Florius, gelast. De rechtbank heeft kort gezegd bepaald dat:
- de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld tegen een waarde van € 375.000,=, onder de verplichting binnen drie maanden na datum van die beschikking de man te doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening;
- indien de vrouw daarin niet tijdig slaagt, wordt de woning tegen genoemde waarde aan de man toegedeeld, onder de verplichting binnen drie maanden na de datum van die beschikking de vrouw te doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening;
- indien ook de man daarin niet slaagt moet de woning worden verkocht.
2.3.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat, hoewel de termijn die de man in eerste instantie had gekregen om de woning over te nemen is overschreden, de man alsnog tot 21 september 2024 in de gelegenheid wordt geteld om de woning over te nemen en de vrouw te laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank heeft gelet daarop als volgt beslist:
- beveelt de vrouw haar medewerking te verlenen aan alle benodigde rechts(handelingen) om te komen tot toedeling en overdracht van de woning aan de man tegen een waarde van € 375.000,=, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.8 van dat vonnis is overwogen;
- machtigt de man, indien de vrouw de onder 5.1 bedoelde medewerking niet verleent, om in plaats van de vrouw alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn om de toedeling en overdracht van de woning aan hem te bewerkstelling en bepaalt, indien de vrouw de onder 5.1 bedoelde medewerking niet verleent, dat dat vonnis in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van de vrouw die noodzakelijk is om toedeling en overdracht aan de man te bewerkstelligen;
- beveelt partijen, voor het geval de man niet uiterlijk 21 september 2024 heeft aangetoond dat de vrouw kan en zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening, binnen vijf dagen na de dag waarop blijkt dat de man de financiering onder genoemde voorwaarde niet rond krijgt, hun medewerking te verlenen aan verkoop en levering van de woning aan een derde op de wijze zoals volgt uit 5.3 uit het dictum van dat vonnis;
- bepaalt, voor het geval een van partijen niet aan het onder 5.3 genoemde uitgesproken bevel voldoet, dat de andere partij wordt gemachtigd tot het verrichten van handelingen tot verkoop en levering van de woning en dat dat vonnis in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van de weigerachtige partij die noodzakelijk is voor de verkoop en levering van de woning aan een derde.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
De vrouw vordert:
-
primair:de man te gebieden geen gebruik te maken van de als productie 3 bij de dagvaarding gevoegde offerte van Florius van 25 juni 2024 met [leningnummer];
-
subsidiair:de man bij de voorgenomen financiering van de overname van het aandeel van de vrouw in de woning te gebieden zich te onthouden van elke (rechts)handeling die ten gevolge heeft dat de vrouw in financiële zin aansprakelijk is, blijft of wordt voor welke financieringsconstructie dan ook, die de man voornemens is te volgen of te vervolgen teneinde de overname van het aandeel van de vrouw te realiseren.
In reconventie
3.2.
De man vordert:
I. de vrouw te bevelen om de woning uiterlijk op 23 augustus 2024 te ontruimen en ontruimd te houden, en te verlaten inclusief aanhorigheden, met alle daarin van haar aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning inclusief aanhorigheden leeg en bezemschoon wordt opgeleverd, onder afgifte van alle sleutels aan de man, op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft deze veroordeling na te komen, met een maximum van € 10.000,=;
II. de vrouw te bevelen al het nodige te doen tot het schoon houden en onderhouden van de woning en mee te werken aan een inspectie voorafgaand aan voormelde datum van ontruiming;
III. de vrouw te veroordelen om zich uiterlijk binnen drie dagen na voormelde datum van ontruiming te doen uitschrijven als bewoner op het adres van de woning;
IV. de man te machtigen om deze ontruiming, na voormelde termijn, op kosten van de vrouw te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
V. de vrouw te veroordelen in de kosten, zowel in conventie als reconventie.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
De vrouw legt aan haar primaire en subsidiaire vordering het volgende ten grondslag. De man heeft op 15 juli gesommeerd voor 16 juli 12.00 uur een hypotheekofferte (productie 3 van de vrouw) te ondertekenen. De vrouw heeft aangegeven weliswaar gehouden te zijn haar medewerking te verlenen, maar zij hoeft niet te accepteren dat zij een offerte als mede aansprakelijk debiteur ondertekent. De hoofdelijke aansprakelijkheid blijft blijkbaar staan. Zij heeft haar handtekening gezet en daarbij een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt (productie 6 van de vrouw). Blijkbaar heeft de man gemeend de handtekening en/of het voorbehoud van de vrouw niet te hoeven afwachten en heeft gemeld dat deze offerte wordt geaccepteerd. Het verschuldigde maandelijkse hypotheekbedrag is vele malen hoger dan wat de vrouw eerst betaalde, namelijk € 1.628,04 bruto tegenover € 880,10 (productie 4 van de vrouw). De man handelt in strijd met het vonnis van 15 juli 2024 en/of handelt jegens de vrouw onrechtmatig. De spoedeisendheid is met het voorgaande gegeven.
4.2.
De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen, althans dat haar vorderingen moeten worden afgewezen. De vrouw haalt alles uit de kast om de overname van de woning door de man te frustreren. Op de mondelinge behandeling is namens de man verder aangevoerd dat er geen sprake is van een onrechtmatige financieringsconstructie. Er liepen een aantal verzekeringen met een waarde die moest worden verdeeld, die aan Florius verpand zijn. Om dat te regelen, moesten deze polissen eerst worden omgezet naar een andere hypotheekvorm, waarvoor de handtekening van beide partijen nodig was. Er is geen sprake van dat de vrouw mee moet betalen aan de herfinanciering van de woning. De man verwacht de hypotheekofferte binnen een aantal dagen na de mondelinge behandeling te ontvangen, waarna een bindend voorstel zal volgen en na ondertekening daarvan de overname van de woning en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is geregeld.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt wat betreft de primaire vordering van de vrouw als volgt. In het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 juli 2024 is de vrouw bevolen haar medewerking te verlenen aan alle benodigde (rechts)handelingen om tot overname van voornoemde woning te komen. Onder deze handelingen valt ook het tekenen van de offerte van Florius (productie 3 van de vrouw). Uit het e-mailbericht van [naam] van Poliservice volgt immers dat de waarde van diverse levensverzekeringen gelijkelijk verdeeld moesten te worden en vanwege een verpanding aan Florius eerst moesten worden omgezet naar een andere hypotheekvorm. Daarvoor was het nodig dat beide partijen de omzettingsofferte daarvoor tekenden. Na ondertekening van deze offerte door de vrouw, al dan niet onder protest, is het proces tot ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid en overname van de woning voortgezet met gebruik van de omzettingsofferte waarvan de vrouw vordert dat de man wordt geboden hier geen gebruik van te maken. Nu deze offerte reeds is gebruikt heeft de vrouw geen belang meer bij haar primaire vordering. De voorzieningenrechter zal de primaire vordering daarom afwijzen.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt wat betreft de subsidiaire vordering van de vrouw als volgt. Uit het verhandelde op de mondelinge behandeling is gebleken dat de man op zeer korte termijn verwacht een offerte van de hypotheekverstrekker te ontvangen en kort daarna een bindend voorstel, waarmee ook het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij Florius van de vrouw is geregeld. Dit volgt ook uit de mail van Poliservice, zoals opgenomen in de pleitnota van de advocaat van de man. Hierin staat dat een registratie in het BKR systeem op naam van de man naar voren is gekomen. De schriftelijke verklaring van de man over dat krediet is aangeleverd bij Florius en de verwachting is dat de man snel de hypotheekofferte zal ontvangen. De overige benodigde bescheiden zoals inkomensdocumenten en de akte van verdeling zijn al verzameld. Nadat deze zijn overgelegd zal een bindend voorstel worden uitgebracht. Na ondertekening daarvan zal het proces geactiveerd worden om via de notaris de aktes te laten passeren. De man heeft aangegeven dat hij verwacht dat dit binnen de in voornoemd vonnis gestelde termijn van 21 september 2024 is geregeld. In dat geval is de vrouw in financiële zin niet meer aansprakelijk voor de woning. Gelet op het hiervoor omschreven proces is geen sprake meer van een (rechts)handeling die ten gevolge heeft dat de vrouw in financiële zin aansprakelijk zal blijven. Ook de subsidiaire vordering van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
In reconventie
Vorderingen onder I. tot en met IV.
4.5.
De man heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen onder I. tot en met IV. op de mondelinge behandeling toegelicht dat de verwachting is dat de hypotheekofferte van Florius en het bindende voorstel er binnen een week zijn. De wens van de man is dat de vrouw zo snel mogelijk uit de woning vertrekt. De man heeft begrepen dat zij inmiddels de woning al uit is, maar uit beeldmateriaal blijkt dat de woning niet is onderhouden. De datum van 23 augustus zit tussen het eerdere voorstel van de man en het voorstel van de vrouw in.
4.6.
De vrouw heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het er niet mee eens is dat zij op korte termijn uit de woning moet vertrekken zoals door de man gevorderd. Er is immers nog geen sprake van een financiering van de overname van de woning door de man en een verstreken termijn. Ook als het bindend voorstel door de man is getekend moeten er nog allerlei handelingen plaatsvinden. Zij woont, in tegenstelling tot wat de man heeft aangevoerd, nog in de woning. Volgens haar is verder geen sprake van een spoedeisend belang. Tot slot heeft de vrouw aangegeven dat als overname van de woning of verkoop van de woning rond is, zij binnen drie weken de woning zou kunnen verlaten.
4.7.
Wat betreft de vordering van de man onder I., het bevel aan de vrouw om de woning te ontruimen voor 23 augustus 2024, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze vordering niet in zijn geheel toewijsbaar is. Immers, de verwachting is niet dat de financiering van de overname van de woning door de man en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire lening van de vrouw op die datum rond is. De man heeft namelijk zelf aangegeven dat het bindend voorstel nog niet is ontvangen en hij, ondanks dat hij verwacht de hypotheekofferte binnen enkele dagen te ontvangen, niet met zekerheid kan zeggen wanneer deze offerte en daarna het bindend voorstel aan hem wordt toegestuurd. Wel acht de voorzieningenrechter bij de man voldoende (spoedeisend) belang aanwezig dat op het moment dat de financiering van de overname van de woning en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw geregeld is, hij op korte termijn de woning moet kunnen betreden. De vrouw heeft aangegeven dat nadat het bindend voorstel binnen is nog van alles moet worden geregeld en zij pas de woning wenst te verlaten drie weken nadat de overdracht van de woning volledig rond is. De man heeft daarop aangevoerd dat zodra hij het bindend voorstel heeft ondertekend de financiering al volledig rond is. De akte van verdeling is namelijk al gereed en ook de polissen zijn geregeld. De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande de vordering van de man toewijzen in zoverre dat de vrouw wordt bevolen uiterlijk drie weken na de dag dat de man het bindend voorstel wat betreft de overname van de woning heeft ondertekend te ontruimen en ontruimd te houden, en te verlaten inclusief aanhorigheden, met alle daarin van haar aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning inclusief aanhorigheden leeg en bezemschoon wordt opgeleverd, onder afgifte van alle sleutels aan de man. De voorzieningenrechter zal de vordering om hier dwangsommen aan te verbinden afwijzen. De vrouw heeft namelijk zelf aangegeven dat zij de woning binnen drie weken nadat helderheid is over de woning kan verlaten, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat zij dit ook zal doen.
4.8.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de man onder II., de vrouw te bevelen al het nodige te doen tot het schoonhouden en onderhouden van de woning en mee te werken aan een inspectie voorafgaand aan voormelde datum van ontruiming, toewijzen nu door de vrouw geen verweer is gevoerd tegen deze vordering.
4.9.
Ook de vordering van de man onder III., de vrouw te veroordelen om zich uiterlijk binnen drie dagen na voormelde datum van ontruiming te doen uitschrijven als bewoner op het adres van de woning, zal de voorzieningenrechter toewijzen nu de vrouw deze vordering tevens onweersproken heeft gelaten.
4.10.
Wat betreft de vordering van de man onder IV., de man te machtigen om deze ontruiming, na voormelde termijn, op kosten van de vrouw te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, overweegt de voorzieningenrechter dat de vrouw op de mondelinge behandeling heeft aangegeven de woning te zullen verlaten als zij daartoe gehouden is. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding de man te machtigen de woning te ontruimen met behulp van de sterke arm. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter deze vordering van de man afwijzen.
Vordering onder V.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt dat het gebruikelijk is om bij juridische geschillen tussen ex-partners de proceskosten te compenseren, nu een zaak als deze met vele persoonlijke en interrelationele moeilijkheden gepaard gaat. Daarbij is ook niet gebleken dat één van partijen misbruik van (proces)recht heeft gemaakt. De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande deze vordering van de man afwijzen en de kosten van het geding compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
In reconventie
5.2.
beveelt de vrouw om de woning gelegen aan [adres] [woonplaats 1] uiterlijk drie weken na de dag dat de man het bindend voorstel wat betreft de overname van de woning heeft ondertekend te ontruimen en ontruimd te houden, en te verlaten inclusief aanhorigheden, met alle daarin van haar aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning inclusief aanhorigheden leeg en bezemschoon wordt opgeleverd, onder afgifte van alle sleutels aan de man;
5.3.
beveelt de vrouw al het nodige te doen tot het schoonhouden en onderhouden van de woning en mee te werken aan een inspectie voorafgaand aan voormelde datum van ontruiming;
5.4.
veroordeelt de vrouw om zich uiterlijk binnen drie dagen na voormelde datum van ontruiming te doen uitschrijven als bewoner op het adres van de woning;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sumner en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.type: