ECLI:NL:RBZWB:2024:7168

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426190 / FA RK 24-4059
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststellen voorlopige zorgregeling en verstrekken gegevens hulpverlener in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van de man om een voorlopige zorgregeling vast te stellen voor zijn bijna 17-jarige zoon, [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door mr. E. van Nuenen-Meulesteen, verzocht om contactherstel met zijn zoon, die momenteel in een hulpverleningstraject zit. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M. Czarnota, verzet zich tegen de verzoeken van de man en stelt dat het belang van [minderjarige] voorop staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds januari 2024 geen uitvoering meer wordt gegeven aan de zorgregeling en dat de man betrokken is bij het leven van [minderjarige]. Echter, de rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is om hem de ruimte te geven in zijn ontwikkeling en om het contact met de man op zijn eigen tempo te laten plaatsvinden. De rechtbank wijst het verzoek van de man af, evenals het verzoek om de vrouw een dwangsom op te leggen voor het niet nakomen van de zorgregeling. Tevens wordt het verzoek van de man om de contactgegevens van de hulpverlener van [minderjarige] te ontvangen afgewezen, omdat [minderjarige] zelf heeft gekozen om deze informatie niet te delen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/426190 / FA RK 24-4059
Datum uitspraak: 24 september 2024
beschikking
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E. van Nuenen-Meulesteen in Hilvarenbeek,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M. Czarnota in Oosterhout,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 200, hierna te noemen [minderjarige] .
De Raad voor de Kinderbescherming Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het verzoek van de man met bijlagen van 2 september 2024, binnengekomen bij de griffie op 3 september 2024;
- het e-mailbericht van de griffier van 3 september 2024 gericht aan alle betrokken partijen.
1.2
Het verzoek van de man is op 6 september 2024, gelijktijdig met de kindbrief zaak met zaaknummer C/02/418229 / FA RK 24-291, met gesloten deuren mondeling behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, en een medewerkster van de Raad. Tevens was, als toehoorster, aanwezig mr. [bijzondere curator] , aangesteld als bijzondere curator over [minderjarige] in de kindbrief zaak met zaaknummer C/02/418229 / FA RK 24-291.
1.3
Voor deze mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met [minderjarige] gesproken over het contact tussen hem en de man in het kader van voormelde kindbrief zaak. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van
[geboortedag] 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op
19 oktober 2016 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
In het aan de echtscheidingsbeschikking gehechte ouderschapsplan is bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft. Daarnaast zijn partijen een regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna zorgregeling) overeengekomen.
2.5
Nadien hebben er meerdere procedures tussen partijen bij deze rechtbank plaatsgevonden over de zorgregeling. Bij (de laatste) beschikking van 21 april 2022 is een gewijzigde zorgregeling bepaald, inhoudende dat de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
- éénmaal per twee weken telkens gedurende een aaneengesloten periode, te weten van vrijdag uit school tot de daarop volgende woensdag naar school, met dien verstande dat [minderjarige] in de oneven weekend bij de man verblijft;
- van deze reguliere zorgregeling wordt tijdens de feestdagen en schoolvakanties afgeweken conform het bepaalde in rechtsoverweging 3.13 van de beschikking van deze rechtbank van 8 oktober 2019.
2.6
Op 19 januari 2024 heeft [minderjarige] aan de kinderrechter een e-mailbericht gestuurd met de vraag om voormelde zorgregeling te wijzigen. Dit betreft de zogenoemde kindbrief zaak geregistreerd onder zaaknummer C/02/418229 / FA RK 24-291. Bij tussenbeschikking van
5 april 2024 is mr. [bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] en zijn aan haar eendrietal vragen voor onderzoek voorgelegd, namelijk:
- Welke zorgregeling is gelet op de leeftijd van [minderjarige] het meest in zijn belang? Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, dan staat het haar vrij om een advies uit te brengen over een andere invulling van de zorgregeling in het belang van [minderjarige] ;
- Als de regeling wordt aangepast zoals [minderjarige] wenst, namelijk geen vaste contactregeling meer met zijn vader, wat betekent dit voor [minderjarige] en is zijn belang het meest gediend als hij voortaan zelf mag bepalen wanneer hij naar de vader gaat?
- Indien de huidige zorgregeling in stand wordt gelaten wat betekent dit dan voor [minderjarige] en zijn ontwikkeling?
De bijzondere curator heeft op 30 juni 2024 verslag uitgebracht van het onderzoek dat zij heeft verricht.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij hij en [minderjarige] , in het kader van contactherstel, gerechtigd zijn tot contact met elkaar conform het volgende stappenplan:
1. [minderjarige] gaat op 7 september 2024 - zoals hij zelf ook wenst - naar de bruiloft van zijn neef. De man zal daar ook aanwezig zijn, maar zal [minderjarige] niet zelf benaderen of hem vragen stellen. Op deze manier zien de man en [minderjarige] elkaar, zonder dat de man iets van [minderjarige] verwacht.
2. Op 14 of 15 september 2024 zal er een gesprek plaatsvinden tussen de man en [minderjarige] . Dat gesprek zal dertig minuten duren en zal op neutraal terrein plaatsvinden, bijvoorbeeld op het terras van [café] aan de [het adres] te [woonplaats 2] (dat is vlakbij de [supermarkt] waar [minderjarige] werkt).
3. Op 21 of 22 september 2024 zal [minderjarige] naar de woning van de man komen. Het bezoekmoment zal twee uren duren en de partner van de man ( [naam] ) zal ook aanwezig zijn.
4. Op 28 of 29 september 2024 zal [minderjarige] naar de woning van de man komen van 17:00 uur tot en met 20:00 uur zodat [minderjarige] bij de man kan avondeten.
5. Op [geboortedag] 2014 zijn [minderjarige] en de man jarig. De man wordt op die dag zestig jaar en [minderjarige] wordt zeventien jaar. De man zou het erg fijn vinden als hij [minderjarige] op deze bijzondere dag kan zien en zij elkaar kunnen feliciteren. Op deze dag zal [minderjarige] van 17:00 uur tot 23:00 uur bij de man zijn. De man heeft een familiediner gepland en hij wenst dat [minderjarige] hierbij aanwezig is.
6. Indien deze contactmomenten naar tevredenheid zijn verlopen, zal daarna in overleg tussen de man en [minderjarige] een structurele bezoekafspraak worden gemaakt waarbij de man voor ogen heeft dat [minderjarige] minimaal een weekend per twee weken bij hem zal verblijven.
7. Voorts wenst de man dat de verdeling van de vakantie en feestdagen, zoals opgenomen in de beschikking van 8 oktober 2019 wordt nagekomen. Dat betekent dat [minderjarige] in de herfstvakantie bij de vrouw zal zijn, maar hij een deel van de kerstvakantie weer bij de man zal doorbrengen.
Aan de niet nakoming van de stappen 2 tot en met 7 verzoekt de man aan de vrouw een dwangsom op te leggen van € 1.000,- per keer dat [minderjarige] niet conform het stappenplan bij de man aanwezig is.
Daarnaast verzoekt de man aan de vrouw een dwangsom op te leggen van € 50,- per dag dat de vrouw het nalaat hem als gezaghebbende ouder in het bezit te stellen van de contactgegevens van de hulpverlener die [minderjarige] bezoekt.
3.2
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de man is aangevoerd dat de vrouw in 2018 zonder goede redenen de contactregeling tussen hem en [minderjarige] had stilgelegd. Pas nadat er een dwangsom werd verbonden aan de contactregeling en hulpverlening is opgestart, is de regeling hervat. Dit is jarenlang goed gegaan. Begin 2024 heeft [minderjarige] de man echter van het ene op andere moment bericht dat hij voorlopig geen contact meer met hem wilde. Dit heeft de man veel pijn en verdriet gedaan; de man mist [minderjarige] enorm. De man was dan ook blij te vernemen dat in de kindbrief zaak een bijzondere curator door de kinderrechter was benoemd met als opdracht tot contactherstel te komen. Het enige dat moest plaatsvinden was een persoonlijk gesprek tussen de man en [minderjarige] onder begeleiding van een onafhankelijk derde. Daarbij is de man ervan overtuigd dat een dergelijk gesprek de weerstand bij [minderjarige] zal wegnemen en dat [minderjarige] zal inzien dat de man alleen maar goede bedoelingen heeft. In de afgelopen maanden is er echter niets actiefs bereikt. De bijzondere curator heeft zich onvoldoende ingespannen het gesprek tussen de man en [minderjarige] tot stand te brengen met als gevolg dat er inmiddels ruim acht maanden zijn verstreken en de man en [minderjarige] nog steeds geen gesprek met elkaar hebben gehad. De man plaatst meerdere vraagtekens bij de werkwijze en het advies van de bijzondere curator. De bijzondere curator heeft geen actieve en onderzoekende houding gehad, terwijl dit vereist is om de casus goed in beeld te krijgen en contactherstel te bewerkstelligen. Dat de bijzondere curator geen aandacht heeft gehad voor de mogelijke ouderverstoting is bovendien een gemiste kans. Er is duidelijk sprake van een herhaling van wat er in het verleden is gebeurd, waarbij de rode draad is dat de vrouw niet bereid is mee te werken aan contact(herstel) tussen de man en [minderjarige] . Hoewel [minderjarige] [op geboortedag] zeventien jaar wordt, heeft hij nog steeds niet de leeftijd dat hij alle gevolgen van zijn eigen keuzes kan overzien. Daarnaast zijn veel kinderen die te maken hebben gehad met complexe scheidingen van de eigen ouders, zoals [minderjarige] , vaak pas vanaf eind twintiger jaren in staat zijn om de eigen familieverhoudingen te doorgronden en te begrijpen. Gelet hierop, en aangezien sprake is van ouderverstoting dan wel dat ouderverstoting op de loer ligt, is volgens de man de meeste passende maatregel dat door de rechtbank een stappenplan om tot contactherstel te komen, conform zijn verzoek, wordt opgelegd voor de periode van drie maanden. Als het stappenplan werkt, is het tij gekeerd en kan de zaak daarna schriftelijk worden afgedaan. Indien het stappenplan niet het gewenste effect heeft, is wellicht een nieuwe mondelinge behandeling en verdere interventie van hulpverlening noodzakelijk. Daarbij wijst de man erop dat de vrouw de sleutel in handen heeft om [minderjarige] te motiveren om naar de man te gaan. Verder is de man van mening dat hij als gezaghebbende ouder, nu [minderjarige] nog niet de achttienjarige leeftijd heeft bereikt, het recht heeft te weten welke hulpverlener [minderjarige] bezoekt en dat het aan de vrouw is om hem hierover in te lichten.
4.2
Door en namens de vrouw is aangevoerd dat het verzoek van de man niet in het belang van [minderjarige] is. De vrouw pleit dan ook voor afwijzing van zijn verzoek. De man is overheersend en dwingend in wat hij wil in het contact met [minderjarige] . [minderjarige] vraagt echter om ruimte. Zijn belang staat voorop. [minderjarige] moet de tijd krijgen om eerst zijn therapie en EMDR af te ronden. De vrouw laat [minderjarige] hierin vrij, en dat zou de man ook moeten doen. Belangrijk is dat er naar [minderjarige] geluisterd gaat worden. Hij heeft daarvoor inmiddels ook de leeftijd. Anders dan de man stelt, is er geen sprake van ouderverstoting. De vrouw zet zich in om [minderjarige] te motiveren tot contact met de man, onder andere via WhatsApp. Zij gaat hierover het gesprek aan met [minderjarige] , echter [minderjarige] reageert daarop tot op heden afwijzend. [minderjarige] is niet meer op een leeftijd waarop de vrouw [minderjarige] kan dwingen het contact met de man aan te gaan. De bijzondere curator heeft geprobeerd een gesprek tussen de man en [minderjarige] te initiëren, maar [minderjarige] is hier op dit moment nog niet aan toe. Het is aan de man om dit te respecteren. [minderjarige] is enthousiast om naar de bruiloft van zijn neef te gaan. Hij heeft hierover zelf contact opgenomen met zijn tantes. [minderjarige] weet dat de man en zijn partner [naam] ook op de bruiloft aanwezig zijn en dat is voor hem oké. Belangrijk is dat [minderjarige] het contact met de man in zijn eigen tempo kan en mag aangaan.
4.3
De medewerkster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [minderjarige] passend bij zijn leeftijd zijn eigen leven gaat leiden. Wat betreft het contact met de man is het het meest passend om het tempo van [minderjarige] hierin te volgen. Het is aan de man om daarbij aan te sluiten, [minderjarige] geen verwijten te maken en hem warm te ontvangen op het moment dat [minderjarige] het contact met de man weer opzoekt. [minderjarige] voelt dat de man andere verwachtingen heeft. De man zal zijn verwachtingen moeten bijstellen en [minderjarige] het vertrouwen moeten gaan geven zijn tempo te volgen.
4.4
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij in verband met angsten en trauma is gestart met een hulpverleningstraject waarbij ingezet wordt op traumatherapie in de vorm van EMDR. Hij bezoekt zijn therapeut op dit moment wekelijks. Het traject maakt veel bij hem los, maar helpt hem tegelijkertijd met het verminderen van de spanningen die hij ervaart. Het gaat goed met de opleiding die [minderjarige] volgt en hij geniet van zijn vrijwilligerswerk. [minderjarige] ziet zijn vader op dit moment niet. Wel heeft hij af en toe contact met zijn vader via WhatsApp. [minderjarige] wil het contact met zijn vader herstellen en daarover als eerste stap in gesprek gaan met zijn vader, maar hij merkt dat hij daarvoor op dit moment nog niet helemaal klaar is. Hij wil eerst nog verder in zijn kracht komen te staan door middel van de therapie die hij volgt. [minderjarige] wil zijn vaste verblijfplaats graag bij zijn moeder houden omdat zij dichter bij zijn vrienden woont en hij bij zijn moeder minder spanningen ervaart. [minderjarige] staat (op termijn) open voor een wekelijks contact met zijn vader, maar wil niet meer dat dit contact op basis van een vaste contactregeling plaatsvindt. Hij wil graag in overleg met zijn vader afstemmen welke dag en/of tijdstip gedurende de week voor hun beiden het beste uitkomt. In plaats van een vaste regeling wil [minderjarige] graag op een natuurlijke en meer volwassen manier contact met zijn vader. [minderjarige] heeft een druk leven vanwege zijn opleiding, het vrijwilligerswerk dat hij verricht en de bijbaan die hij heeft. Daarnaast wil hij ook nog afspreken met zijn vrienden. Het is daarom moeilijk voor [minderjarige] om tijd vrij te maken voor zijn ouders. [minderjarige] vindt dit lastig en worstelt hiermee; hij wil hierin zijn ouders niet teleurstellen hetgeen maakt dat hij voor zijn gevoel soms op eieren loopt.

5.De beoordeling

Zorgregeling
5.1
Nu partijen samen belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] is artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing op het verzoek van de man dat strekt tot het vaststellen van een voorlopige zorgregeling.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, van het BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan, gelet op het bepaalde in artikel 1:253a, tweede lid, sub a van het BW, onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, van het BW is artikel 1:377e van het BW van overeenkomstige toepassing en kan een regeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de rechtbank worden gewijzigd op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden nu sinds januari 2024 geen uitvoering meer wordt gegeven aan de zorgregeling zoals bepaald bij beschikking van 21 april 2022. Dat betekent dat de man in zijn verzoek kan worden ontvangen.
5.3
Op basis van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is de rechtbank gebleken dat de man betrokken is op [minderjarige] en een betekenisvolle rol als ouder in het leven van [minderjarige] wil vervullen. De man mist [minderjarige] en wil graag zo snel mogelijk het contact met [minderjarige] herstellen. De huidige situatie doet de man veel verdriet en de omstandigheid dat het de bijzondere curator niet is gelukt om een gesprek tussen de man en [minderjarige] tot stand te brengen als eerste stap in het herstelcontact frustreert de man. Ten aanzien van [minderjarige] is de rechtbank eveneens gebleken dat hij veel moeite heeft met de huidige situatie. Ook [minderjarige] is betrokken op de man en mist zijn vader. Daarbij staat [minderjarige] niet onwillig tegenover contact met de man, maar bij [minderjarige] bestaat op dit moment niet de ruimte om het contact met de man aan te gaan in het tempo en de frequentie die de man graag zou willen. Daarbij speelt mee dat [minderjarige] is gestart met een behandeltraject dat veel van hem vraagt. Om dit traject goed te kunnen laten slagen heeft [minderjarige] rust nodig; rust om gedurende dit traject op zichzelf te kunnen focussen, stappen te kunnen maken in zijn persoonlijke ontwikkeling en van daaruit sterker in het leven komen te staan. Gelet hierop acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om een contactregeling op te leggen.
Daarnaast kent de rechtbank een zwaarwegende betekenis toe aan de leeftijd van [minderjarige] , die in [op geboortedag] zeventien jaar oud wordt. Deze leeftijd brengt met zich dat ook naar hetgeen [minderjarige] in het contact met zijn beide ouders wenst, passend bij het leven dat hij aan het opbouwen is en zijn bezigheden (school, bijbaan, sociale activiteiten et cetera) goed geluisterd dient te worden. De man zal moeten gaan accepteren dat [minderjarige] een steeds zelfstandiger leven gaat leiden en zich daarbij los aan het maken is van zijn beide ouders. Daarbij past het opleggen van contact met de man, in de frequentie en duur zoals door de man verzocht, niet. Dit zal de spanningen die [minderjarige] op dit moment ervaart met betrekking tot het contact met de man alleen maar doen vergroten. Zoals al overwogen, staat [minderjarige] niet onwelwillend tegenover contact met de man, maar heeft [minderjarige] moeite met de verwachtingen die de man hierin van hem heeft en waaraan [minderjarige] op dit moment niet kan voldoen. De rechtbank verwacht dat wanneer de man [minderjarige] vrijer zal laten in het contact, waarbij [minderjarige] niet de druk ervaart tot het moeten aangaan van contact met de man op een wijze die de man voor ogen heeft, bij [minderjarige] eerder en meer ruimte zal ontstaan tot het aangaan van het contact met de man.
Anders dan de man is de rechtbank voorts van oordeel dat de bijzondere curator conform de opdracht die haar in de kindbrief zaak met zaaknummer C/02/418229 / FA RK 24-291 is gegeven in voldoende mate heeft onderzocht wat mogelijk is in het contact tussen de man en [minderjarige] , en waarmee het belang van [minderjarige] het meest is gediend. Dat het resultaat van dit onderzoek van de bijzondere curator teleurstellend is voor de man aangezien herstel van het contact tussen hem en [minderjarige] vooralsnog is uitgebleven, acht de rechtbank begrijpelijk. Zoals hiervoor al overwogen, zal het opleggen en daarmee afdwingen van contact naar het oordeel van de rechtbank echter niets opleveren en alleen maar meer afstand tussen [minderjarige] en de man creëren. Daarbij houdt de rechtbank de man voor dat hetgeen de man heeft geconcludeerd in zijn verslag bijgevoegd als productie 1 bij zijn verzoek, namelijk
dat [minderjarige] bijna zeventien jaar is en zijn eigen leven gaat leiden en dat de man graag wil dat er sprake is van een normaal vader-zoon contact waarbij [minderjarige] de man kan bellen of bezoeken als hij daar zin in heeft, overeenkomt met hetgeen [minderjarige] in de gesprekken met de kinderrechter naar voren heeft gebracht en wenst in het contact met de man. Belangrijk is dat de man dit voor ogen houdt en overeenkomstig gaat handelen naar en in het contact met [minderjarige] .
5.4
Op grond van het voorgaande zal het verzoek van de man tot het vaststellen van een voorlopige zorgregeling worden afgewezen. Hieruit volgt dat ook het verzoek van de man tot het opleggen van een dwangsom aan de vrouw, gekoppeld aan het nakomen van de door hem verzochte voorlopige zorgregeling en het daarbij behorende stappenplan, zal worden afgewezen. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij voor de stelling van de man dat de vrouw het contact tussen [minderjarige] en de man tegenwerkt dan wel inzet op ouderverstoting geen aanwijzingen ziet in de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
Contactgegevens hulpverlener
5.5
De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw gehouden is om hem in het bezit te stellen van de contactgegevens van de hulpverlener die [minderjarige] bezoekt onder oplegging van een dwangsom. Daarbij heeft de man aangegeven als gezaghebbende ouder het recht te hebben om te weten welke hulpverlener [minderjarige] bezoekt.
Partijen oefenen samen het gezag uit over [minderjarige] . Dat betekent dat partijen gehouden zijn om elkaar te informeren en te consulteren bij belangrijke beslissingen met betrekking tot [minderjarige] . Tegelijkertijd heeft [minderjarige] bijna de zeventienjarige leeftijd bereikt. Vanaf zestien jaar mag een kind zelf beslissen over alle (medische) behandelingen die betrekking hebben op het kind. Het staat [minderjarige] dan ook vrij om het behandeltraject aan te gaan zonder toestemming van zijn beide ouders. [minderjarige] heeft er zelf voor gekozen om de naam van zijn hulpverlener niet te delen. Hij wil dit om hem moverende redenen voor zich houden. Naar het oordeel van de rechtbank dient de man deze wens van [minderjarige] te respecteren. Het traject dat [minderjarige] is aangegaan is een persoonlijk traject, dat [minderjarige] kennelijk onder eigen regie wil houden. Het verzoek van de man, waarbij de vrouw wordt opgelegd de contactgegevens van de hulpverlener van [minderjarige] met hem te delen onder straffe van een dwangsom, zal de rechtbank dan ook afwijzen nu dit verzoek (evenmin) in het belang van [minderjarige] wordt geacht.
5.6
Omdat partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
wijst de verzoeken van de man af;
6.2
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024 in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.