ECLI:NL:RBZWB:2024:717

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
C/02/402987 / HA ZA 22-587 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de verdeling van een nalatenschap en benoeming van een deskundige

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 31 januari 2024 een vonnis gewezen in een bodemprocedure betreffende de verdeling van een nalatenschap. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, aangeduid als eiser in conventie en gedaagde in conventie, die beiden vertegenwoordigd worden door hun advocaten. De rechtbank heeft eerder, op 15 november 2023, een tussenvonnis uitgesproken waarin een deskundigenonderzoek werd gelast. Dit onderzoek is bedoeld om de waarde van een onroerende zaak te bepalen en om andere relevante vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de verdeling van de nalatenschap.

In het vonnis van 31 januari 2024 heeft de rechtbank de deskundige benoemd en het voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 3.993,00. Beide partijen zijn verplicht om de helft van dit voorschot te betalen. De rechtbank heeft ook de procedure voor het deskundigenonderzoek uiteengezet, inclusief de verplichtingen van de partijen om mee te werken aan het onderzoek en om relevante informatie te verstrekken aan de deskundige. De rechtbank benadrukt het belang van hoor en wederhoor in het proces en stelt dat partijen recht hebben op aanwezigheid bij het onderzoek van de deskundige.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen, waarin de bevindingen en de basis voor het oordeel van de deskundige worden uiteengezet. De partijen hebben de mogelijkheid om opmerkingen te maken op het concept-rapport van de deskundige, waarna de deskundige deze opmerkingen in het definitieve rapport moet verwerken. De zaak is op de parkeerrol geplaatst voor verdere behandeling, afhankelijk van de voortgang van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/402987 / HA ZA 22-587
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen te Goes,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2023 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie na tussenvonnis van [eiser in conventie] met productie 20,
  • de conclusie na tussenvonnis van [gedaagde in conventie] met productie 24.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 15 november 2023 heeft de rechtbank een deskundigenbericht gelast en partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de deskundige, de hoogte van het voorschot, de voorgestelde vraagpunten en eventuele andere door hen gewenste vraagpunten.
2.2.
Het deskundigenonderzoek zal bij dit vonnis worden bevolen. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
De voorgestelde deskundige
2.3.
Bij conclusie na tussenvonnis hebben [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] meegedeeld dat zij geen opmerkingen hebben met betrekking tot de door de rechtbank voorgestelde deskundige.
Het voorschot
2.4.
Beide partijen hebben aangegeven dat zij het voorschot van € 3.993,00 aan de hoge kant vinden.
2.5.
De rechtbank acht het gevraagde voorschot weliswaar hoog maar niet op voorhand onredelijk. De rechtbank wijst er daarnaast op dat het een voorschot betreft. De deskundige zal uiteindelijk een urenverantwoording dienen af te leggen. De daadwerkelijk gewerkte uren zullen in rekening worden gebracht.
2.6.
In de vorige beslissing is reeds aangekondigd dat [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] ieder de helft van het voorschot op de kosten van de deskundige dienen te betalen.
De aan de deskundige voor te leggen vragen
2.7.
[gedaagde in conventie] heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot de door de rechtbank geformuleerde vragen. [eiser in conventie] kan zich verenigen met de vraagpunten.
2.8.
[eiser in conventie] heeft voorgesteld de volgende vragen toe te voegen.
  • Wat is de staat van onderhoud van de onroerende zaak te [adres 1] ?
  • Dienen er noodzakelijke renovaties plaats te vinden voordat de woning bewoond kan worden?
  • Wat is de isolatiestaat en daarmede het energielabel van de woning?
2.9.
Hoewel [gedaagde in conventie] hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze vragen toe te voegen. Deze worden immers al ondervangen door de in voormeld tussenvonnis genoemde vraag 1., althans aan de deskundige wordt overgelaten om te bepalen of en in hoeverre deze punten een rol spelen bij de bepaling van de waarde.
2.10.
Beide partijen hebben in hun conclusie nog informatie verstrekt die zij van belang achten voor het onderzoek door de deskundige. Nu de deskundige een afschrift van het procesdossier zal ontvangen, kan hij hiervan kennis nemen. [gedaagde in conventie] heeft de gelegenheid gehad om op de door [eiser in conventie] verstrekte informatie te reageren. [eiser in conventie] heeft nog niet de gelegenheid gehad om op het door [gedaagde in conventie] als productie 24 overgelegde bouwkundig rapport te reageren. Bezwaren tegen het bouwkundig rapport kan [eiser in conventie] kenbaar maken aan de deskundige. Het is aan de deskundige om te bepalen of hij de verstrekte informatie bij zijn onderzoek betrekt.
2.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Het verzoek van [eiser in conventie] om te bepalen dat de deskundige zijn werkzaamheden zal verrichten buiten aanwezigheid van partijen en zonder inmenging van partijen zal worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.13.
In artikel 198 lid 2 Rv is bepaald dat de deskundige partijen gelegenheid moet geven om opmerkingen te maken en verzoeken te doen. In het deskundigenbericht moet de
deskundige de inhoud van de opmerkingen en verzoeken vermelden. Dit recht van
partijen vloeit voort uit het beginsel van hoor en wederhoor en uit de eis van ‘equality of arms’ (artikel 6 EVRM). De essentie van het recht op opmerkingen en verzoeken is dat partijen gelegenheid krijgen zich uit te laten over het onderzoek van de deskundige op een moment waarop hij de opmerkingen en verzoeken van partijen redelijkerwijs nog in (de uitkomsten van) het onderzoek kan betrekken.
Uit het recht op opmerkingen en verzoeken wordt afgeleid dat partijen het recht hebben
desgewenst aanwezig te zijn bij feitelijke onderzoekshandelingen en eigen waarnemingen van de deskundige, zoals bij een bezichtiging ter plaatse. Dat is immers bij uitstek het moment om met de deskundige van gedachten te wisselen op een moment waarop de deskundige zich een beeld vormt en de opmerkingen en verzoeken van partijen nog in zijn onderzoek kan betrekken.
2.14.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat is de huidige waarde in het economisch verkeer van de onroerende zaak te [adres 1] ?
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
mr. [deskundige] BRE RM RT
[adres 2]
[postcode] [plaats 2]
telefoon: [telefoonnummer]
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.993,00 inclusief BTW,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat partijen hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
2 oktober 2024,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser in conventie] op een termijn van vier weken,
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.