ECLI:NL:RBZWB:2024:7173

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/420263 FA RK 24-1281
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang en terugkoppeling aan minderjarige in het kader van kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling en kinderalimentatie tussen een man en een vrouw, die samen een minderjarig kind hebben. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Bakker, verzocht om een omgangsregeling met hun kind, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Stoffijn, verzocht om de man het recht op omgang te ontzeggen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 augustus 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De minderjarige is in staat gesteld zijn mening te uiten tijdens een kindgesprek met de kinderrechter op 13 augustus 2024.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en vrouw geen relatie hebben gehad, maar wel samen een minderjarig kind hebben, dat door de man is erkend. De vrouw heeft het ouderlijk gezag over het kind. De man heeft in het verleden omgang gehad met het kind, maar dit contact is verbroken na de verhuizing van de vrouw. De vrouw heeft aangegeven dat het kind de man niet wil zien en dat hij traumabehandeling ondergaat. De rechtbank heeft het behandelplan van de hulpverleners van [praktijk] gevolgd, waarin wordt gesteld dat omgang op dit moment niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft geoordeeld dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind en heeft het verzoek van de man afgewezen. De vrouw's verzoek om omgang voor onbepaalde tijd te ontzeggen is toegewezen.

Daarnaast zijn de verzoeken van de vrouw betreffende kinderalimentatie aangehouden tot een volgende mondelinge behandeling. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van de uitspraak het recht op omgang met het kind voor onbepaalde tijd wordt ontzegd, met de mogelijkheid om in de toekomst, afhankelijk van de ontwikkeling van het kind, de omgang te herzien.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/420263 FA RK 24-1281
datum uitspraak: 24 september 2024
beschikking betreffende omgang en levensonderhoud
in de zaak van
[de man],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. L.M. Bakker,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.A. Stoffijn.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 11 maart 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
- het op 22 augustus 2024 ontvangen verweerschrift, tevens houdend zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het op 26 augustus 2024 ontvangen verweerschrift op het zelfstandig verzoek, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.
1.3. Na te noemen minderjarige is gelet op zijn leeftijd in staat gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Hij heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een kindgesprek gehad met de kinderrechter op 13 augustus 2024.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben geen relatie met elkaar gehad;
- zij hebben een minderjarige kind: [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013 (hierna: [de minderjarige]). [de minderjarige] is door de man erkend. De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige];
- er is geen rechterlijke uitspraak van kracht ter zake de omgang en kinderalimentatie.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt vaststelling van een omgangsregeling waarbij, middels een opbouw, [de minderjarige] uiteindelijk elke week op maandag uit school tot na het avond eten en eenmaal per twee weken een weekend van vrijdag tot en met zondag, alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen, bij de man verblijft, dan wel een regeling als de rechtbank in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt en in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2.
De vrouw verzoekt:
  • de man het recht op omgang met [de minderjarige] voor onbepaalde tijd te ontzeggen;
  • te bepalen dat de man met ingang van de datum van het zelfstandig verzoekschrift van de vrouw een bijdrage aan de vrouw dient te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] ter hoogte van € 316,24 per maand;
  • te bepalen dat de man gehouden is binnen veertien dagen na deze beschikking een bedrag van € 7.000,= aan achterstallige alimentatietermijnen voor [de minderjarige] aan de vrouw dient te voldoen, althans een beslissing op dit punt te nemen zoals de rechtbank redelijk en billijk acht.

4.De beoordeling

Omgang
4.1.
De man legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Toen [de minderjarige] twee jaar was kreeg de man contact met hem. De omgang is steeds verder uitgebreid tot een regeling die inhield dat [de minderjarige] elke maandag (na school) bij de man was, alsmede om het weekend van vrijdag tot en met zondag. Na de verhuizing van de vrouw naar [woonplaats] is
het contact met de man volledig verbroken. De man heeft [de minderjarige] sindsdien niet meer gezien, dat is nu anderhalf jaar geleden. De vrouw geeft aan dat [de minderjarige] de man niet wil zien en dat hij traumabehandeling heeft. De man denkt echter dat [de minderjarige] wel contact met hem wil. De communicatie tussen partijen verliep in het verleden verder op een goede en respectvolle manier. Totdat de vrouw ging verhuizen en het contact met de man heeft verbroken.
4.2.
De vrouw kan niet instemmen met het verzoek van de man. De man kwam de omgangsmomenten in het verleden niet consequent na. Ook heeft hij twee jaar in Turkije gewoond en in die periode [de minderjarige] amper gezien of gesproken. Toen de man terug was in Nederland is de weekendregeling hervat. [de minderjarige] kwam echter onverzorgd, oververmoeid en hongerig thuis en vond het steeds lastiger om naar de man te gaan. In het weekend van 14 mei 2022 heeft de man [de minderjarige] achtergelaten alleen op de voetbalclub in [plaats]. [de minderjarige] is in paniek naar een familielid gelopen en heeft een trauma opgelopen van deze ervaring. [de minderjarige] kreeg hierna last van woedeaanvallen en vertoonde onbegrepen bedrag. De vrouw heeft hulpverlening voor hem ingezet. Daar is gebleken dat het gedrag van [de minderjarige] voortkomt uit kindeigen ontwikkelingsproblematiek (ADHD) en een verstoorde relatie met de man, alsmede dat er een vermoeden is dat sprake is van onderliggend trauma en niet effectieve coping strategieën. Inmiddels is een behandelplan voor [de minderjarige] opgesteld bij [praktijk]. Uit dit behandelplan volgt dat de behandeling van [de minderjarige] zeer complex is en onduidelijk is hoe lang dit gaat duren. [praktijk] doet in dit plan ook een dringend verzoek om de omgang niet te hervatten, zodat [de minderjarige] voldoende rust en ruimte krijgt om zich te gaan ontwikkelen. Gelet daarop verzoekt de vrouw de omgang tussen de man en [de minderjarige] voor onbepaalde tijd te ontzeggen. Volgens haar is namelijk sprake van een situatie waarin omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en is er subsidiair sprake van dat omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van [de minderjarige].
4.3.
De Raad heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat wat hem betreft het advies van [praktijk] gevolgd moet worden en op dit moment geen omgang kan plaatsvinden tussen de man en [de minderjarige]. [praktijk] is een hulpverlenende instantie met veel expertise. Zij zien een kind dat het moeilijk heeft en een zeer ernstige diagnose heeft. Gelet daarop hebben zij aangegeven dat omgang tussen de man en [de minderjarige] nu niet in zijn belang is. Als [de minderjarige] is hersteld en er ruimte is voor contact met de man, kan de omgang mogelijk worden hersteld onder goede begeleiding van een professional. Verder is het in dit traject ook van belang dat de vrouw zich kan focussen op het ondersteunen van [de minderjarige] in zijn hulpverleningstraject. Omgang tussen de man en [de minderjarige] zorgt ook bij haar voor extra belasting.
4.4.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang. De rechtbank ontzegt het recht op omgang ingevolge lid 3 van voornoemd artikel slechts indien
- omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind,
- de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang,
- het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken,
- indien de omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het overgelegde behandelplan van [praktijk] (productie 10 van de vrouw) volgt dat bij [de minderjarige] sprake is van (vroeg kinderlijk) chronische traumatisering ofwel een ontwikkelingstrauma of complex trauma (complexe PTSS) genoemd. Dit is ontstaan als gevolg van meerdere en herhaalde traumatische ervaringen. Daarnaast laat [de minderjarige] reacties/patronen zien die wijzen op een ontwikkelingsachterstand passend bij het beeld van een kind met (trauma)ontwikkelingsproblematiek, waarbij onderliggend mogelijk sprake is van kindeigen factoren (ADHD) die het beeld versterken. Gelet op deze conclusie uit het onderzoek van [praktijk] is een behandeltraject gericht op Complex Trauma geïndiceerd, bestaande uit individuele therapie en systeemgesprekken (gezinsbehandeling). De rechtbank is, net als de Raad, van oordeel dat [praktijk], gelet op hun expertise, op zorgvuldige wijze een behandelplan heeft opgesteld en dat het in het belang van [de minderjarige] is dat dit behandelplan zal worden uitgevoerd. De man heeft op de mondelinge behandeling aangegeven het lastig te vinden als dit behandelplan wordt uitgevoerd omdat zijn kant van het verhaal niet is meegenomen in het opstellen van dit behandelplan. Het is voor hem onbegrijpelijk dat tot de conclusie is gekomen dat sprake is van een trauma als zijn kant niet is belicht. De rechtbank begrijpt dat de man betrokken had willen worden bij het opstellen van het behandelplan van [de minderjarige]. Echter, voor het opstellen van het behandelplan is het verhaal van de man niet nodig. De hulpverleners van [praktijk] hebben het behandelplan opgesteld naar aanleiding van problematisch gedrag dat [de minderjarige] laat zien. Of het complexe trauma voortkomt uit handelingen van de man of de vrouw is dan niet van belang. Bij [de minderjarige] is immers sprake van ernstige en complexe problematiek en er moet hiervoor hulpverlening worden ingezet. Gelet op het zeer intensieve behandeltraject dat voor [de minderjarige] zal worden ingezet, heeft [praktijk] aangegeven dat het hervatten van de omgang op dit moment niet in het belang is van [de minderjarige]. Dit brengt namelijk te veel onveiligheid en stress met zich mee, wat de complexe traumabehandeling onder druk zet. Het reeds overactieve stresssysteem zal verder geactiveerd worden en [de minderjarige] zal dan geen ruimte voelen om nieuwe ontwikkeling binnen de behandeling en daarbuiten aan te gaan. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige]. Het verzoek van de man zal daarom worden afgewezen. Verder zal het verzoek van de vrouw de omgang voor onbepaalde tijd te ontzeggen worden toegewezen. Het is naar het oordeel van de rechtbank namelijk van belang dat er rust komt en blijft voor [de minderjarige] en voor de vrouw en dat voorlopige zekerheid is dat [de minderjarige] in alle rust aan zijn behandeltraject kan starten. Gelet op de problematiek van [de minderjarige] zal het behandeltraject enige tijd duren, waarbij niet valt te voorspellen hoe lang dat zal zijn. Daarom zal de man de omgang met [de minderjarige] worden ontzegd voor onbepaalde tijd. De rechtbank gaat ervan uit dat op het moment dat in het behandeltraject blijkt dat er bij ruimte ontstaat bij [de minderjarige], wordt bekeken welke rol de man in zijn leven kan spelen. Van de vrouw wordt verwacht dat zij dit dan zal ondersteunen.
4.6.
[de minderjarige] heeft aangegeven zelf terugkoppeling te wensen van de beslissing. De kinderrechter vindt het ook belangrijk dat hij zelf de beslissing te horen krijgt, maar ook dat de overige betrokkenen weten wat de kinderrechter hierover aan [de minderjarige] terugkoppelt. Hierna zal de kinderrechter zich daarom tot [de minderjarige] richten. Deze tekst zal worden overgenomen in een brief, die naar [de minderjarige] wordt gestuurd aangezien hij geen afschrift van de beschikking zal ontvangen.
“Beste [minderjarige],
Het was heel fijn dat je naar de rechtbank bent gekomen om met de kinderrechter te praten. Je hebt in dat gesprek verteld dat je geen contact wil met je biologische vader. De kinderrechter vindt het knap hoe jij hebt verteld in het kindgesprek wat jij van de situatie vindt.
Twee weken na jouw gesprek zijn je moeder, je biologische vader en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming ook naar de rechtbank gekomen.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat jij in alle rust aan de slag kan gaan bij het hulpverleningstraject de komende tijd. Daarom heeft de kinderrechter bepaald dat er voorlopig geen contact zal zijn tussen jou en je biologische vader. Als het over een tijdje wat beter met jou gaat dan is het wel belangrijk dat met de hulpverlener wordt gekeken of er een mogelijkheid is dat jij en je vader wel weer contact met elkaar kunnen hebben.
De kinderrechter wenst je de komende tijd veel succes met alles.”
Kinderalimentatie
4.7.
Op de mondelinge behandeling zijn de verzoeken van de vrouw betreffende de alimentatie, gelet op de goede procesorde, niet behandeld. Deze verzoeken zijn namelijk zeer kort voor de mondelinge behandeling ontvangen en het verweer op deze verzoeken is pas op de ochtend van de mondelinge behandeling ontvangen. Deze verzoeken zullen gelet op het voorgaande worden aangehouden tot de mondelinge behandeling die plaatsvindt op de hierna genoemde datum en het genoemde tijdstip.

5.De beslissing

De rechtbank
ontzegt de man met ingang van heden het recht op omgang met [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013 voor onbepaalde tijd;
wijst het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling af;
houdt de behandeling van de verzoeken van de vrouw betreffende de kinderalimentatie aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 om [uur] uur, bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW. De behandelend rechter is mr. Van Triest;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor partijen en hun advocaten.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Graaf, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.