ECLI:NL:RBZWB:2024:720

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
02/292144-22 en 02/267346-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, belaging, bedreiging en smaadschrift met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in twee strafzaken tegen een verdachte, geboren in 1992, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, belaging, bedreiging en smaadschrift. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 7 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van slachtoffer 1, door haar meermalen te slaan en te bijten. Ook heeft hij in de periode van 15 december 2022 tot en met 6 maart 2023 slachtoffer 1 stelselmatig belagen en bedreigen. In de tweede zaak heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan smaadschrift jegens zowel slachtoffer 1 als slachtoffer 2 door seksuele afbeeldingen en beledigende teksten te verspreiden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, slachtoffer 1, tot schadevergoeding toegewezen, waarbij een bedrag van € 5.119,90 is gevorderd, waarvan € 4.300,00 aan immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van immateriële schade aan slachtoffer 2. De rechtbank heeft de maatregelen ex artikel 38v Sr opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/292144-22 en 02/267346-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2024
in de strafzaken tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te PI Nieuwegein, 3439 LC Nieuwegein, De Liesbosch 100 ,
raadsman mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaken

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(02/292144-22)
1. zich op 7 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] ;
2. zich op 7 november 2022 jegens [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld;
3. zich op 7 november 2022 en 15 december 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] ;
4. zich in de periode van 15 december 2022 tot en met 6 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 1] ;
5. zich in de periode van 7 november 2022 tot en met 6 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] ;
(02/267346-23)
1. zich in de periode van 17 mei 2023 tot en met 30 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 1] ;
2. in de periode van 17 mei 2023 tot en met 30 juni 2023 afbeeldingen van seksuele aard met een verwijzing naar [slachtoffer 1] en haar contactgegevens openbaar heeft gemaakt, in verschillende juridische varianten ten laste gelegd;
3. zich in de periode van 17 mei 2023 tot en met 30 juni 2023 jegens [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift dan wel aan belediging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegd onder parketnummer 02/292144-22 heeft begaan, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de gsm en sleutels van [slachtoffer 1] en dat hij van de diefstal van het rijbewijs van [slachtoffer 1] en het ten laste gelegde geweld moet worden vrijgesproken. Daarnaast kan ten aanzien van feit 3 alleen tot een bewezenverklaring worden gekomen van de ten laste gelegde mishandeling op 7 november 2022; van de ten laste gelegde mishandeling op 15 december 2022 moet hij worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 4 moet verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde bellen van [slachtoffer 1] en ten aanzien van feit 5 moet verdachte worden vrijgesproken van het laatste ten laste gelegde gedachtestreepje dat ziet op handelingen met een (keuken)mes.
Verder acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegd onder parketnummer 02/267346-23 heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank in de zaak met parketnummer 02/292144-22 niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1, 2, 3 en 4 en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Ten aanzien van feit 5 refereert zij zich voor wat betreft de ten laste gelegde bewoordingen “ik vermoord je echt” en de laatste twee ten laste gelegde gedachtestreepjes aan het oordeel van de rechtbank. Van de overige ten laste gelegde bewoordingen moet verdachte worden vrijgesproken, omdat dit geen bedreigingen betreffen.
In de zaak met parketnummer 02/267346-23 kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen van feit 1. De verdediging verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Wel kan de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van de feiten 2 subsidiair en 3 primair.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
(02/292144-22)
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is onvoldoende gebleken dat verdachte [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Dit blijkt temeer uit de verklaring van [slachtoffer 1] , afgelegd bij de
rechter-commissaris, waarin zij verklaart dat zij wel uit de auto kon stappen en dat zij als zij dat had gewild, had kunnen weggaan. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van de GSM, de sleutels en het rijbewijs van [slachtoffer 1] dat deze gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting niet door verdachte zijn afgenomen; aangeefster heeft deze aan verdachte afgegeven. Nu er geen sprake is van de voor diefstal vereiste wegnemingshandeling en afpersing van deze goederen niet ten laste is gelegd, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 7 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] door haar meermalen te slaan tegen het hoofd, te slaan tegen haar arm, haar hardhandig vast te pakken en in haar bovenbeen te bijten.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van mishandeling gepleegd op 15 december 2022. Zij zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] door verdachte wettig en overtuigend is bewezen. Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de inhoud van de gestuurde berichten is er sprake van stelselmatigheid. Ook is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] meerdere keren heeft gebeld, haar meerdere keren heeft gevolgd en zich meerdere keren in de buurt van haar heeft opgehouden. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 5
Gelet op de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen digitaal aan [slachtoffer 1] heeft gericht en dat deze bewoordingen gelet op de context waarin ze zijn geuit bedreigend van aard zijn. De rechtbank acht dan ook de ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de laatste twee ten laste gelegde gedachtestreepjes is de rechtbank van oordeel dat het dossier hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, zodat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
(02/267346-23)
Ten aanzien van feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] door verdachte wettig en overtuigend is bewezen. Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de inhoud van de gestuurde berichten is er sprake van stelselmatigheid.
Ook is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] meerdere keren heeft gebeld en zich meerdere keren in de buurt van haar heeft opgehouden. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij afbeeldingen van seksuele aard met verwijzing naar [slachtoffer 1] en haar contactgegevens heeft rondgestuurd.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de persoon op de afbeeldingen [slachtoffer 1] betreft, zal verdachte van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten smaadschrift, wettig en overtuigend is bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Er is ook geen vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft bekend dat hij afbeeldingen van seksuele aard met verwijzing naar [slachtoffer 1] en contactgegevens van [slachtoffer 2] met daarbij de ten laste gelegde tekst heeft rondgestuurd. Volgens hem was dit niet gericht tegen [slachtoffer 2] , maar juist tegen [slachtoffer 1] . De rechtbank concludeert echter dat het, gelet op de aard en de inhoud van de afbeeldingen en de tekst en de context waarin deze zijn rondgestuurd, niet anders kan zijn dat deze (ook) waren gericht tegen [slachtoffer 2] . De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(02/292144-22)
3.
op 7 november 2022 in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die
[slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal te slaan tegen het hoofd en (het) lichaam en hardhandig vast te pakken en in haar bovenbeen te bijten;
4.
inde periode van 15 december 2022 tot en met 6 maart 2023 te Middelburg en (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1]
- veelvuldig/meermalen (digitale) berichten te sturen en
- meermalen te bellen en
- meermalen te volgen en zich meermalen in de buurt van die [slachtoffer 1] op te houden, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en vrees aan te jagen;
5.
op 7 november 2022 en 6 maart 2023 in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (telkens)
- dreigend (digitaal) de woorden toe te voegen:
“als je zo doorgaat ga ik heel ver” en
“je wilt niet luisteren oké kk hoerje gaat zien” en
“je weet dat het fout gaat aflopen” en
“you can run but you can’t hide” en
“ik kan ook naar binnen komen” en
“je gaat spijt krijgen beter ga je luisteren” en
“ik vermoord je echt”;
(02/267346-23)
1.
inde periode van 17 mei 2023 tot en met 30 juni 2023 te Bergen op Zoom en (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1]
- veelvuldig/meermalen (digitale) berichten te sturen en
- meermalen te bellen en
- zich meermalen in de buurt van die [slachtoffer 1]
op te houden, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2. subsidiair
in de periode van 17 mei 2023 tot en met 30 juni 2023 in Nederland, opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld, door (telkens) op sociale media afbeeldingen van seksuele aard, te weten naak
tfoto's (zonder gezicht), met verwijzing naar die [slachtoffer 1] en contactgegevens van die [slachtoffer 1] te plaatsen met daarbij de tekst "Deze kech komt uit Zeeland, [adres] ze zit met verschillende namen op walkie. Die kech doet alsof ze docent is van de Arabische taal en ze is bekeerd omdat ze dan alleen Marokkanen kan neuken, hier hebben jullie paar kinky foto's van haar waar ze zichzelf vingert" en "Wil je mee chillen bel me dan";
3. primair
in de periode van 17 mei 2023 tot en met 30 juni 2023 in Nederland, opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld, door (telkens) op sociale media afbeeldingen van seksuele aard, te weten naak
tfoto's (zonder gezicht), met verwijzing naar [slachtoffer 1] (de dochter van die [slachtoffer 2] ) en contactgegevens van die [slachtoffer 2] te plaatsen met daarbij de tekst "Deze kech komt uit Zeeland, [adres] ze zit met verschillende namen op walkie. Die kech doet alsof ze docent is van de Arabische taal en ze is bekeerd omdat ze dan alleen Marokkanen kan neuken, hier hebben jullie paar kinky foto's van haar waar ze zichzelf vingert" en " [slachtoffer 2] samen met je dochter in bergen op zoom aan het chillen wil je mee chillen bel me dan [telefoonnummer] ".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, te weten de ambulante begeleiding en de behandelverplichting, zoals door de reclassering in het rapport van 4 juli 2023 zijn geadviseerd. Daarnaast vordert zij het reclasseringstoezicht op te leggen.
Verder vordert zij dat de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, waaraan een locatieverbod dat ziet op Bergen op Zoom en Middelburg en een contactverbod met [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] worden verbonden, met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van 1 maand voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel houdt, met een maximum van 6 maanden. Tot slot wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in haar rapport van
4 juli 2023 zijn geadviseerd, passend is. Zij vraagt zich wel af of een locatieverbod voor heel Bergen op Zoom en Middelburg niet te veel is. Mocht de rechtbank dat locatieverbod opleggen, dan is verdachte bereid om zich daaraan te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten jegens zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1] , te weten mishandeling, lange periodes van belaging, bedreiging en smaadschrift. Ook heeft hij zich jegens de moeder van zijn ex-vriendin schuldig gemaakt aan smaadschrift. Door de mishandeling heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] .
Hoewel [slachtoffer 1] meerdere keren had aangegeven dat zij geen contact meer met verdachte wilde, is hij – zelfs tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, waarbij als voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] was gesteld – doorgegaan met het benaderen van haar. Dit heeft hij niet alleen gedaan door middel van berichten en door haar te bellen, maar hij heeft zich ook in de nabijheid van de woning van haar ouders in Middelburg, waar zij op dat moment verbleef, en van haar woning in Bergen op Zoom opgehouden. Verdachte heeft in zijn berichten zeer vervelende en nare bewoordingen geuit naar [slachtoffer 1] , waarbij meerdere bewoordingen dreigend van aard zijn geweest. Verdachte is zelfs zo ver gegaan dat hij naaktfoto’s heeft verspreid met verwijzingen naar [slachtoffer 1] en daarbij niet alleen haar contactgegevens, maar ook de contactgegevens van haar moeder kenbaar heeft gemaakt. Verdachte heeft op een respectloze manier hun namen door het slijk gehaald tegenover meerdere mensen.
Door zijn handelen heeft hij in ernstige mate stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , waarbij hij ook haar moeder in een kwaad daglicht heeft gesteld. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 januari 2024, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 4 juli 2023, waarin zij heeft geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer 1] , een locatieverbod, ambulante begeleiding en een behandelverplichting.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Zij zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar opleggen. Deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen en maakt het stellen van bijzondere voorwaarden mogelijk. De rechtbank ziet aanleiding de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te verbinden, te weten de meldplicht bij de reclassering, de ambulante begeleiding en de behandelverplichting. Daarnaast zal het reclasseringstoezicht worden opgelegd.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
De rechtbank acht ter voorkoming van ernstig belastend gedrag van verdachte richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van belang dat verdachte op geen enkele wijze contact met hen zoekt of heeft en dat hem wordt verboden om zich in Middelburg en Bergen op Zoom te bevinden. De rechtbank zal daarom aan verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de maatregel dat hij zich niet bevindt in Middelburg en Bergen op Zoom. De rechtbank legt deze maatregelen op voor de duur van 2 jaar en bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis 2 weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal gelet op de bewezenverklaarde mishandeling van [slachtoffer 1] bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer 1] .
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

7.De benadeelde partij

(02/292144-22)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.119,90, bestaande uit € 819,90 ter zake van materiële schade en € 4.300,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade die ziet op de aanschaf van beveiligingscamera’s ten bedrage van € 349,00 een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd, zodat de rechtbank deze kosten dan ook zal toewijzen.
Ten aanzien van de kosten die zien op het huren van een opslagbox voor de opslag van meubilair ten bedrage van € 470,90 is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen deze kosten en de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is komen vast te staan. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook in dit gedeelte van de vordering
niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat door de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de benadeelde partij een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade tot een bedrag van € 1.500,00 een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.500,00 billijk. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag toewijzen vanaf 6 maart 2023.
(02/267346-23)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.900,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat door de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de benadeelde partij een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 1.900,00 billijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag toewijzen vanaf 30 juni 2023.
(02/292144-22) en (02/267346-23)
Schadevergoedingsmaatregel - (02/292144-22) en (02/267346-23)
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen tot betaling van de toegekende bedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
(02/267346-23)
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen telefoons zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze telefoons aan verdachte toebehoren en dat een aantal van de bewezenverklaarde feiten is begaan met behulp van deze telefoons.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 261, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
(02/292144-22)
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
(02/267346-23)
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
(02/292144-22)
feit 3: mishandeling;
feit 4: belaging;
feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
(02/267346-23)
feit 1: belaging;
feit 2 subsidiair: smaadschrift, meermalen gepleegd;
feit 3 primair: smaadschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan
3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland te Dordrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht;
* dat verdachte zich laat begeleiden door Homerun Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft;
* dat verdachte zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hij zal direct worden aangemeld. De behandeling zal, in overleg met de reclassering, duren zolang dat nodig wordt geacht;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Maatregelen
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
2 (twee) jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001, en met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1969;
- legt op de maatregel dat verdachte zich voor de duur van
2 (twee) jaar niet in Middelburg en Bergen op Zoom zal bevinden;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregelen wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet opheft;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- bepaalt dat de bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer 1] ;
- bepaalt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens mevrouw
[slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] ;
Benadeelde partij
(02/292144-22)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 1.849,00, waarvan € 349,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1]
(feiten 3, 4 en 5), € 1.849,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 28 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
(02/267346-23)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 1.900,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1]
(feiten 1 en 2 subsidiair), € 1.900,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 29 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
(02/267346-23)
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1.00 stuks Telefoontoestel (Omschrijving: G2611212, Blauw, merk: Apple Iphone);
* 1.00 stuks Telefoontoestel (Omschrijving: G2611213, zwart, merk: Apple Iphone);
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2024.