ECLI:NL:RBZWB:2024:7211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
10871425 - MB VERZ 24-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige parkeerkaart op 4 augustus 2022. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene deels gegrond verklaard, waardoor het sanctiebedrag was gematigd tot € 30,- en er een proceskostenvergoeding van € 447,75 was toegekend. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 30 september 2024 heeft behandeld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft verzocht om een proceskostenvergoeding en heeft aangevoerd dat de beslissing van de officier van justitie niet voldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende vaststond en dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, het sanctiebedrag verlaagd tot € 22,50 en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 7,50 aan de betrokkene terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend, maar de kantonrechter heeft bepaald dat deze vergoeding aan de betrokkene zelf moet worden uitbetaald, conform de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10871425 \ MB VERZ 24-17
CJIB-nummer: 3062 5422 5162 5071
uitspraakdatum: 30 september 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep deels gegrond verklaard. Het sanctiebedrag is gematigd tot € 30,- en er is een proceskostenvergoeding toegekend van € 447,75. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 september 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijke zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op de Rampweg te Renesse op 4 augustus 2022 om 14.42 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift verzocht om toekenning van proceskostenvergoeding voor het instellen van beroep bij de kantonrechter. Op 30 januari 2023 heeft de officier van justitie de beslissing van 12 januari 2023 van de officier van justitie herzien en het sanctiebedrag gematigd en proceskostenvergoeding toegekend. Op 26 januari 2023 heeft gemachtigde echter beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tevens voert gemachtigde aan dat er geen onderbouwing is gegeven voor de maatregel dat een proceskostenvergoeding op rekening van betrokkene wordt overgemaakt in plaats van op rekening van gemachtigde. Betrokkene verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is logisch te verklaren dat degene die de proceskostenvergoeding heeft toegekend heeft opgemerkt dat het sanctiebedrag niet klopt.
Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Dit leidt tot matiging van het sanctiebedrag en proceskostenvergoeding voor de kantonfase.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Niet is gebleken dat het beroep bij de kantonrechter tot een ander oordeel heeft geleid. De gedraging staat voldoende vast.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 4 augustus 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna één maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Toekenning proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 437,50
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt.
De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 22,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 7,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: