Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Krabbenkreekweg te Tholen op 21 augustus 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 30 september 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft het beroep ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant had verklaard dat hij niet in staat was om de bestuurder staande te houden, omdat hij met een privévoertuig reed en er twee auto’s tussen hem en de betrokkene reden. De kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding, waardoor de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de boete gematigd tot € 187,50, en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 63,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan de betrokkene. De kantonrechter heeft echter geen bevoegdheid om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, die volgens de wet aan de betrokkene zelf moet worden uitbetaald.