Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren buiten een parkeervak op de Kettingweg te Yerseke op 3 augustus 2022. Betrokkene had beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 30 september 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.
De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd, zowel vanwege de schending van de hoorplicht als vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd verlaagd tot € 56,25, met een terugbetaling van € 43,75 aan betrokkene voor de te veel betaalde zekerheid. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijke behandeling en de noodzaak om wettelijke procedures te volgen.