Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 11 mei 2022 te Goes. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 30 september 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. E.J.T. Berkeljon, het verzoek gedaan om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. Betrokkene voerde aan dat hij in het bezit was van een gehandicaptenparkeerkaart, maar dat deze door het dichtslaan van de deur van het voertuig naar beneden was gezakt, waardoor deze niet goed zichtbaar was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook geconstateerd dat er redenen waren om de boete te matigen.
De kantonrechter oordeelde dat betrokkene tijdig had gereageerd op een verzoek van de officier van justitie om een kopie van beide zijden van de gehandicaptenkaart te sturen. De officier van justitie had in zijn beslissing het sanctiebedrag al kunnen en moeten matigen, waardoor betrokkene onterecht in onzekerheid had gezeten. De kantonrechter heeft daarom besloten de boete te matigen tot nihil. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald.