ECLI:NL:RBZWB:2024:7218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
10861899 - MB VERZ 24-8
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 11 mei 2022 te Goes. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 30 september 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. E.J.T. Berkeljon, het verzoek gedaan om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. Betrokkene voerde aan dat hij in het bezit was van een gehandicaptenparkeerkaart, maar dat deze door het dichtslaan van de deur van het voertuig naar beneden was gezakt, waardoor deze niet goed zichtbaar was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook geconstateerd dat er redenen waren om de boete te matigen.

De kantonrechter oordeelde dat betrokkene tijdig had gereageerd op een verzoek van de officier van justitie om een kopie van beide zijden van de gehandicaptenkaart te sturen. De officier van justitie had in zijn beslissing het sanctiebedrag al kunnen en moeten matigen, waardoor betrokkene onterecht in onzekerheid had gezeten. De kantonrechter heeft daarom besloten de boete te matigen tot nihil. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10861899 \ MB VERZ 24-8
CJIB-nummer: 5062 5422 4973 3603
uitspraakdatum: 30 september 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 september 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op de Oostwal te Goes op 11 mei 2022 om 12.57 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene was in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart maar deze is met het dichtslaan van de deur van het voertuig naar beneden gezakt. De gehandicaptenparkeerkaart was daarom maar deels zichtbaar.
Ter zitting heeft betrokkene geen ander verweer naar voren gebracht.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft administratief beroep ingesteld. Hierbij had betrokkene maar één zijde van de gehandicaptenkaart meegezonden. De officier van justitie heeft daarna een brief verzonden met het verzoek om een kopie van beide zijden van de gehandicaptenkaart toe te zenden. Hier heeft betrokkene binnen vier weken op gereageerd. Bij de officier van justitie is dit echter te laat in het systeem verwerkt waardoor er vanuit werd gegaan dat er te laat een reactie was ingediend. De foto van verbalisant laat zien dat er een gehandicaptenkaart lag, maar dat deze niet goed leesbaar was. De boete mocht dus opgelegd worden. Betrokkene is wel in het bezit van een gehandicaptenkaart. Bij dit feit hoort een sanctiebedrag van 30 euro. Daarnaast verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de sanctie te matigen met 25% wegens schending van de hoorplicht door de officier van justitie en te matigen met 25% wegens de termijnoverschrijding.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene wel tijdig heeft gereageerd op de brief van de officier van justitie en dat de officier van justitie in zijn beslissing het sanctiebedrag al had kunnen en moeten matigen. Betrokkene heeft daarom ten onrechte lang in onzekerheid gezeten. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 319,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: