Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58 te Waarde op 12 oktober 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 30 september 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, was wel aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. E.J.T. Berkeljon, heeft de zaak namens de officier van justitie behandeld. De gemachtigde heeft aangevoerd dat de bestuurder ten onrechte niet is staande gehouden en heeft verwezen naar jurisprudentie die dit ondersteunt. Tevens heeft hij verzocht om een proceskostenvergoeding.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is komen vast te staan. De verbalisant had verklaard dat hij in een onopvallend dienstvoertuig reed zonder stoptransparant, waardoor er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd, omdat er geen mogelijkheid was om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter zag geen reden om de boete te matigen.