Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N256 Deltaweg te Goes op 25 juni 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene het beroep opnieuw ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, omdat hij door een andere auto werd afgeleid en het rode verkeerslicht over het hoofd heeft gezien. De betrokkene benadrukte dat hij veel ervaring heeft met autorijden en altijd probeert hoffelijk te zijn in het verkeer. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat weggebruikers altijd moeten anticiperen op andere verkeerssituaties, en dat de gedraging van de betrokkene vaststaat.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene zijn snelheid had moeten verlagen bij het naderen van het verkeerslicht, en dat de omstandigheden die de betrokkene aanvoerde geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete werd daarom als terecht opgelegd beschouwd, en het beroep werd ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.