Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Van Dishoeckstraat te Vlissingen op 6 februari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 30 september 2024, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, E.J.T. Berkeljon, was wel aanwezig en heeft het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. Betrokkene heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die aanleiding geven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat er sprake was van twee verschillende gedragingen, omdat het voertuig op twee verschillende momenten op een plek was geparkeerd waar dat niet was toegestaan.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete terecht was opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.