Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, specifiek in een parkeerverbodszone (bord E1) op de Burggang te Middelburg op 8 april 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 30 september 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, niet aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund. De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs aanwezig is dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.
De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, en heeft vastgesteld dat er een parkeerverbodszone aanwezig was. De boete is derhalve terecht opgelegd. Het beroep van de betrokkene is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter en biedt de betrokkene de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, indien gewenst.