ECLI:NL:RBZWB:2024:7244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/421132 / FA RK 24-1691
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van een minderjarige en gevolgen voor ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de juridische vader. De moeder van de minderjarige heeft verzocht om de erkenning te vernietigen, omdat de juridische vader niet de biologische vader is en er sprake is van dwaling bij de erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader de minderjarige op 30 juli 2020 heeft erkend, maar dat de moeder en de juridische vader pas een relatie kregen na de geboorte van de minderjarige in 2017. De moeder heeft aangegeven dat de juridische vader geen betrokkenheid heeft bij de opvoeding van de minderjarige en dat er sprake is van mishandeling. De bijzondere curator heeft het verzoek van de moeder ondersteund, maar ook aangegeven dat er geen sprake is van dwaling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de juridische afstammingsband met de juridische vader te vernietigen. De rechtbank heeft de erkenning vernietigd en bepaald dat de moeder na de beschikking het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige zal uitoefenen. Tevens is de griffier verzocht om de beschikking in het gezagsregister in te schrijven. De beslissing heeft ook gevolgen voor de geslachtsnaam van de minderjarige, die na de vernietiging van de erkenning de geslachtsnaam van de moeder zal dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/421132 / FA RK 24-1691
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
beschikking over vernietiging erkenning
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof, gevestigd te Gilze.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
de minderjarige
[de minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2017,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
vertegenwoordigd door mr. [de bijzondere curator] in haar hoedanigheid van bijzondere curator,
[de juridische vader],
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [woonplaats 2] .
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 25 maart 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de brief met bijlage van mr. Van Kerkhof van 16 april 2024;
- de beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2024;
- het verslag van de bijzondere curator tevens inhoudende verzoek van 27 juni 2024;
- de e-mail met bijlage van 19 september 2024 van de bijzondere curator.
1.2 Bij beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2024 heeft de rechtbank mr. [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] . De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen.
1.3 De verzoeken zijn mondeling behandeling op 24 september 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de moeder, met haar advocaat, en de bijzondere curator.
De juridische vader is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
2. De verzoeken
2.1 De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader te vernietigen;
Subsidiair: aan [de minderjarige] een bijzondere curator toe te kennen om namens hem een verzoek tot vernietiging van deze erkenning in te dienen.
2.2 De bijzondere curator verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader te vernietigen.

3.De standpunten van partijen

3.1
Op grond van overgelegde stukken staat het volgende vast:
- [de minderjarige] is geboren op [geboortedag 1] 2017;
- de juridische vader heeft [de minderjarige] erkend op 30 juli 2020;
- het gezamenlijk gezag van de moeder en de juridische vader over [de minderjarige] is in het gezagsregister aangetekend op 2 september 2020;
- de moeder, de juridische vader en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.2
De moeder legt aan haar verzoek ten grondslag dat [de minderjarige] is verwekt door een kennis van de moeder, maar dat hij niets met [de minderjarige] te maken wilde hebben. De moeder is in 2020 met de juridische vader getrouwd. Zij hebben samen twee kinderen. De moeder heeft nog twee kinderen uit een eerdere relatie. Tussen de moeder en deze eerdere relatie is er sprake van een ouderstrijd, waardoor jeugdbescherming betrokken is. De juridische vader heeft de moeder bewogen toestemming te geven voor de erkenning van [de minderjarige] en het gezamenlijke gezag om verder ingrijpen van jeugdbescherming ten aanzien van [de minderjarige] te voorkomen. De juridische vader heeft daarbij aangegeven dat door het aankomende huwelijk van partijen hij toch al de juridische vader over [de minderjarige] zou worden. De moeder wist niet dat dit niet correct was en heeft hieromtrent gedwaald. De moeder heeft onder deze omstandigheden ingestemd met de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader. Op 13 december 2023 zijn de moeder en de juridische vader gescheiden. Er is sprake van verslavingsproblematiek bij de juridische vader. [de minderjarige] wilt geen contact met de juridische vader. Hij is het slachtoffer van vernederingen en lichamelijke en geestelijke mishandelingen door de juridische vader. Er is hulpverlening voor [de minderjarige] ingezet. De moeder wilt [de minderjarige] beschermen. Het is in zijn belang dat de juridische band tussen hem en de juridische vader wordt doorgehaald.
3.3
De bijzondere curator heeft er onderbouwing van haar verzoek namens de minderjarige aangegeven dat tussen partijen niet in het geschil is dat de juridische vader niet de verwekker is van [de minderjarige] . [de minderjarige] is geboren in 2017 en partijen hebben een relatie sinds 2019. De bijzondere curator adviseert het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat aan de voorwaarde van dwaling niet is voldaan. Dat de moeder met de wetenschap van nu een andere keuze zou hebben gemaakt, maakt niet dat er sprake is geweest van dwaling. De moeder heeft bewust ingestemd met de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader. Bovendien heeft de moeder niet binnen één jaar na het bekend worden van de dwaling het verzoek ingediend. De bijzondere curator acht vernietiging van de erkenning wel in het belang van [de minderjarige] . Zij heeft daarom namens [de minderjarige] dit verzoek ingediend. Ze heeft vanwege de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van [de minderjarige] niet met hem gesproken. Uit de overgelegde stukken en de gesprekken met partijen is gebleken dat [de minderjarige] sinds augustus 2023 geen contact meer heeft met de juridische vader. Zowel de moeder als de juridische vader zijn niet voornemens te investeren in het contact tussen [de minderjarige] en de juridische vader. [de minderjarige] heeft niets meer te verwachten van de juridische vader. De juridische vader staat achter de vernietiging van de erkenning. In overleg met Sterk Huis is [de minderjarige] begin 2024 ingelicht dat de juridische vader niet zijn echte vader is. Er is traumatherapie voor [de minderjarige] geadviseerd. Het is in het belang van de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] dat de juridische afstammingsband met de juridische vader wordt vernietigd. De achternaam van [de minderjarige] wijzigt dan naar de achternaam van de moeder. Dit heeft in sociale zin geen grote impact op [de minderjarige] gezien zijn jonge leeftijd.

4.De beoordeling

4.1
Het verzoek van de bijzondere curator heeft ertoe geleid dat tijdens de mondelinge behandeling de moeder haar primaire verzoek heeft ingetrokken. De rechtbank zal daarom dit verzoek afwijzen.
4.2
In artikel 1:205, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat een verzoek tot vernietiging van een erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind, kan worden ingediend door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens de meerderjarigheid heeft plaatsgevonden. In het vierde lid van dit artikel staat dat het verzoek door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden worden ingediend.
4.3
De rechtbank overweegt als volgt. Voldoende vast staat dat de juridische vader niet de biologische vader van [de minderjarige] is. De moeder en de juridische vader hebben pas een relatie gekregen toen [de minderjarige] al geboren was. Ook in het ouderschapsplan van september 2023 tussen partijen staat vermeld dat de juridische vader niet de biologische vader van [de minderjarige] is. [de minderjarige] heeft niets meer van de juridische vader te verwachten. Er is geen contact tussen [de minderjarige] en de juridische vader. Er is hulpverlening geadviseerd voor [de minderjarige] om de ervaringen die hij heeft met de juridische vader te verwerken. Net als de bijzondere curator acht de rechtbank het in het belang van de (identiteits)ontwikkeling van [de minderjarige] om de juridische afstammingsband tussen hem en de juridische vader te vernietigen. De juridische vader heeft bij de bijzondere curator aangegeven in te stemmen met het verzoek tot vernietiging van de erkenning. Hij is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De rechtbank zal derhalve het verzoek van de bijzondere curator toewijzen en de erkenning vernietigen.
4.4
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, wordt, op grond van artikel 1:206, eerste lid, BW de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Door de vernietiging van de erkenning zal [de minderjarige] alleen in een familierechtelijke betrekking tot de moeder komen te staan en zal hij dan ook van rechtswege, op grond van artikel 1:5, eerste lid, BW de geslachtsnaam van de moeder dragen. De rechtbank zal voor de volledigheid verstaan dat [de minderjarige] de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam van de moeder]’ zal hebben. De vernietiging van de erkenning heeft daarnaast gevolgen voor het gezamenlijk gezag tussen de moeder en de juridische vader. De moeder en de juridische vader hadden namelijk voorafgaand aan het huwelijk een aantekening geplaatst in het gezagsregister (op basis van artikel 1:252 BW). Nu de grondslag voor het maken van deze aantekening is komen te vervallen (namelijk de vernietiging van de erkenning), dient de aantekening in het gezagsregister ook te komen vervallen. De rechtbank zal opdracht geven aan de griffier van de rechtbank om deze beschikking omtrent de vernietiging van de erkenning in te schrijven in het gezagregister en zal verstaan dat de moeder eenhoofdig ouderlijk gezag over [de minderjarige] uitoefent nadat de beschikking inzake de vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
vernietigt de op 30 juli 2020 in de gemeente [woonplaats 2] gedane erkenning van de [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2017, door [de juridische vader] , geboren te [woonplaats 2] op [geboortedag 2] 1986, als aangetekend op 19 augustus 2020 door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg op de akte van geboorte onder [nummer] van het jaar 2017;
5.2
verstaat, na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking, dat genoemde minderjarige de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam van de moeder]’ heeft;
5.3
verstaat, na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking, dat de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag over genoemde minderjarige draagt;
5.4
verzoekt de griffier van de rechtbank van het onder 5.1 vermelde aantekening te maken in het gezagsregister;
5.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024 door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas, als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.