ECLI:NL:RBZWB:2024:7246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/417350 / FA RK 23-6013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de vaststelling van ouderschap en kinderalimentatie in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de vaststelling van het vaderschap en de kinderalimentatie. De man had in 2022 het vaderschap over de minderjarige [minderjarige] laten vaststellen, maar verzocht nu om wijziging van die beschikking. Hij stelde dat hij niet de biologische vader was en dat er geen juridische grondslag was voor de eerdere beschikking. De rechtbank oordeelde dat de man niet-ontvankelijk was in zijn verzoeken, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de herroeping van de eerdere beschikking rechtvaardigden. De advocaat van de man had geen juridische basis kunnen aanvoeren voor de wijziging van de beschikking en de rechtbank vond dat de man nodeloos had geprocedeerd. De rechtbank heeft de man ook veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, omdat hij zonder juridische grondslag verzoeken had ingediend. Het aanvullende verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie werd afgesplitst en verwezen naar de sector Familie voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/417350 / FA RK 23-6013
Datum: 23 oktober 2024
beschikking betreffende wijziging vaststelling ouderschap
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P. van Baaren te Rotterdam.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
de minderjarige
[minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
vertegenwoordigd door mr. [de bijzondere curator] in haar hoedanigheid van bijzondere curator,
en
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. B. Laurman te Rotterdam.
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 21 december 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de formulieren met bijlagen van mr. Van Baaren van 14 februari 2024, 15 maart 2024 en 28 maart 2024;
- de beschikking van deze rechtbank van 2 mei 2024;
- het formulier van mr. Laurman van 14 mei 2024;
- het formulier van de bijzondere curator van 13 juni 2024;
- het verslag van de bijzondere curator van 24 juli 2024;
- de brief met bijlagen van mr. Van Baaren van 26 juli 2024;
- het verweerschrift van mr. Laurman van 13 september 2024.
1.2 De verzoeken zijn mondelinge behandeld op 24 september 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de advocaat van de man, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de bijzondere curator. De man is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2022 te wijzigen, in die zin dat wordt vastgesteld dat hij niet de ouder is van [minderjarige] , dat hij geen levensonderhoud hoeft te betalen vanaf die datum en dat hij geen kosten verschuldigd is terzake het DNA-onderzoek.
2.2
De man heeft aanvullend verzocht, voorzover de rechtbank vaststelt dat de man wel de vader is en in die zin alimentatieplichtig blijft, om alimentatievermindering vanwege het feit dat van aanvang af niet is uitgegaan van de juiste maatstaven, danwel dat van aanvang af niet is uitgegaan van het juiste inkomen, maar dat in ieder geval er gewijzigde omstandigheden zijn.
2.3
De vrouw heeft verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen, kosten rechtens.

3.De beoordeling

Wijziging van vaststelling ouderschap
3.1
Bij beschikking van 2 mei 2024 heeft de rechtbank mr. [de bijzondere curator] tot bijzondere curator over [minderjarige] benoemd. De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen ten aanzien van het afstammingsverzoek en daarbij een standpunt over het afstammingsverzoek in te nemen.
3.2
Op grond van de overgelegde stukken staat het volgende vast:
- de vrouw is op [geboortedag] 2018 bevallen van [minderjarige] ;
- op de geboorteakte van [minderjarige] staat geen vader genoemd;
- bij beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2022 is het ouderschap van de man betreffende [minderjarige] vastgesteld en is bepaald dat de man ten behoeve van [minderjarige] aan de vrouw een bedrag aan kinderalimentatie moet voldoen van € 274,= per maand. Daarnaast is bepaald dat de man de kosten van het niet uitgevoerde DNA-onderzoek ter hoogte van € 165,= dient te betalen aan het LDCR;
- de vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
- de man, de vrouw en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Tijdens de vorige procedure in 2021/2022 is een DNA-onderzoek gelast. De man is niet op de afspraken van Verilabs verschenen. De vrouw heeft wel hieraan haar medewerking verleend. De rechtbank is uitgegaan van de verklaring van de vrouw dat partijen in de conceptieperiode meerdere malen onbeschermd geslachtsgemeenschap hebben gehad. De man heeft geen verweer tegen deze stelling gevoerd. De rechtbank heeft uit de onbetwist gestelde feiten en omstandigheden aannemelijk geacht dat de man de verwekker is van [minderjarige] . Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2022 is derhalve het ouderschap van de man betreffende [minderjarige] vastgesteld. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man geen hoger beroep heeft ingediend tegen deze beschikking. Deze beschikking is derhalve in kracht van gewijsde gegaan.
3.4
De advocaat van de man heeft een wijziging van de beschikking van 14 juni 2022 verzocht. De man leidt een onregelmatig leven, deels op straat en in de gevangenis, waardoor hij niet kan verschijnen op afspraken. Hij betwist dat hij de biologische vader van [minderjarige] is. Zowel de advocaat van de vrouw als de bijzondere curator hebben aangegeven dat er geen juridische grondslag is voor wijziging van de beschikking. Desgevraagd heeft de advocaat van de man aangegeven dat er geen specifiek wetsartikel is om dit verzoek te doen, maar dat “andere artikelen” analoog kunnen worden toegepast. Volgens de advocaat van de man zou de gedachtegang van de rechtbank van de beslissing van 14 juni 2022 vernietigd kunnen worden. Onduidelijk is gebleven wat de advocaat hier mee heeft bedoeld.
3.5
Vervolgens heeft de advocaat van de man een beroep gedaan op herroeping van de beschikking op grond van artikel 390 jo. artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met de stelling dat de beschikking zou berusten op bedrog. Ter onderbouwing daarvan heeft de advocaat aangegeven dat de houding van de vrouw dat zij nu niet mee wil werken aan een nieuw DNA-onderzoek gelijk te stellen is aan bedrog. Omdat de vrouw nu niet mee wil werken, zou de vaststelling van het ouderschap van de man teruggedraaid moeten worden. Bovendien zou de vrouw hebben verzwegen dat ze ook met andere mannen seksueel contact heeft gehad. De vrouw betwist dat zij tijdens de conceptieperiode met andere mannen onbeschermd seksueel contact heeft gehad. Op grond van artikel 382 Rv kan een beslissing worden herroepen als er sprake is van bedrog in het geding gepleegd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan bedrog tijdens de procedure in 2021/2022 kan worden vastgesteld. De vrouw betwist dat er sprake is geweest van bedrog. Zij heeft geen twijfels dat de man de biologische vader is.
3.6
De rechtbank overweegt daarover als volgt. Niet is gebleken van een grondslag om de beschikking van 14 juni 2022 te herroepen. De stelling van de advocaat van de man dat er sprake zou zijn geweest van bedrog door de vrouw gepleegd tijdens de eerdere procedure is onvoldoende onderbouwd. Volledigheidshalve merkt de rechtbank daarbij ook op dat er door de man ook geen (wijziging van) feiten of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit zou blijken dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens van 27 april 2010 (
Klocek/Polen, NJ 2010/540) waarin de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot herroeping van een beslissing in een afstammingszaak, omdat er geen nieuw bewijs was aangedragen. De rechtbank verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de beschikking van 14 juni 2022.
3.7
De rechtbank zal de man in het verzoek tot wijziging van de alimentatie op de grondslag dat hij niet de (juridische) vader is, niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de beschikking van 14 juni en daarmee het vastgestelde ouderschap van de man in stand blijft.
3.8
De advocaat van de man heeft geen grondslag aangevoerd voor het verzoek om de in de beschikking van 14 juni 2022 bepaalde veroordeling van de man in de kosten van het niet uitgevoerde DNA-onderzoek te wijzigen. De rechtbank stelt vast dat daartoe ook geen juridische grondslag is en zal de man ook in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
Aanvullend verzoek
3.9
Tenslotte heeft de advocaat van de man bij brief van 26 juli 2024 zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie aangevuld. Op grond van artikel 283 Rv is een verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan te vermeerderen. Uit het systeem van de wet blijkt dat aanvullende (tegen)verzoeken een bepaalde connexiteit dienen te hebben op het onderwerp van het oorspronkelijk verzoek. Het oorspronkelijke verzoek betreft een afstammingsverzoek, namelijk de betwisting van het vaderschap en de daarmee samenhangende onderhoudsverplichting. Het aanvullende verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie op de grondslag dat van aanvang af niet is uitgegaan van de juiste maatstaven, danwel er sprake is van een wijziging van omstandigheden heeft onvoldoende connexiteit met dit oorspronkelijke verzoek. De rechtbank beschouwt dit verzoek daarom niet als een aanvullend verzoek, maar als een losstaand verzoek, waar ook griffierechten voor dienen te worden voldaan. De rechtbank heeft daarom aan dit verzoek een afzonderlijk kenmerknummer toegekend, namelijk: C/02/427481 / FA RK 24-4706. Dit verzoek zal verwezen worden naar cluster Familie van deze rechtbank ter verdere behandeling.
Kosten
3.1
De vrouw heeft met de toevoeging van ‘kosten rechtens’ in het verweerschrift verzocht om een proceskostenveroordeling. Een proceskostenveroordeling kan overigens ook ambtshalve worden gegeven (HR 28 november 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9604). In zaken als onderhavige is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en de man te veroordelen in de kosten van de procedure. Er is door de man nodeloos geprocedeerd door verzoeken in te dienen zonder juridische grondslag. De rechtbank heeft meerdere malen aan de advocaat van de man verzocht om de juridische grondslag van zijn verzoek te onderbouwen. Bij brief van 14 februari 2024 heeft de advocaat van de man zelfs geschreven: “U vraagt mij naar de wettelijke grondslag van het verzoek. Het gaat hierbij dan natuurlijk om de wijziging van het ouderschap (…). Ik zie geen rechtstreeks artikel.” Daarnaast is vermeld “Resumerend zei ik u dat ik geen artikel zie, dat ik namens cliënt verzoek om analoge toepassing van andere vernietigingsartikelen”. Op de vraag van de rechtbank welke rechtshandeling vernietigd dient te worden is geantwoord: “de gedachtegang van de rechtbank”.
3.11
Daarnaast heeft de advocaat van de man hierover tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat, als de man zijn juridische vraag anders jegens hem had geformuleerd, hij de procedure anders was ingestoken. Van een advocaat mag echter worden verwacht dat hij de correcte juridische vertaalslag maakt van de feiten en omstandigheden voorgelegd door de cliënt, alsmede, alvorens een verzoek in te dienen, de juridische grondslag daarvoor uitzoekt en als, deze er niet is, met een cliënt bespreekt of een juridische procedure gevoerd moet worden. De rechtbank vindt, gezien deze omstandigheden, dat het de advocaat van de man zou sieren indien hij deze kosten voor eigen rekening zou nemen. Aangezien de vrouw procedeert op basis van een toevoeging begroot de rechtbank deze kosten op de reële kosten van de vrouw, bestaande uit de eigen bijdrage van de toevoeging (€ 226,=) en de griffierechten (€ 87,=). Bij de bepaling van de hoogte van deze kosten is de rechtbank uitgegaan van de mededeling van de advocaat van de vrouw tijdens de mondelinge behandeling dat de vrouw een inkomen op bijstandsniveau heeft.
3.12
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator.
3.13
Dit betekent dat als volgt wordt beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1
verwijst het (aanvullende) verzoek met zaakkenmerk C/02/427481 / FA RK 24-4706 naar de sector familie van deze rechtbank voor verdere behandeling;
4.2
verklaart de man verder niet-ontvankelijk in zijn verzoeken;
4.3
veroordeelt de man in de proceskosten van de vrouw en begroot die kosten tot op heden op € 87,= aan griffierecht en op € 226,= voor de eigen bijdrage van de toevoeging;
4.4
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024 door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas, als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.