ECLI:NL:RBZWB:2024:7256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
10235810 EL 22-31 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van Dam van Isselt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en onrechtmatige advisering door tussenpersoon met betrekking tot fiscaal voordeel

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 3 oktober 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen [naam] en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst waarbij [naam] als eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie optreedt, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces. Dexia, gevestigd in Amsterdam, is de gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie, vertegenwoordigd door USG Legal Professionals.

De procedure is voortgevloeid uit een tussenvonnis van 11 juli 2024, waarin Dexia de gelegenheid kreeg om een overzicht te geven van de betaalde rente en aflossingen ter onderbouwing van het door haar gestelde fiscale voordeel dat [naam] zou hebben genoten. Dexia heeft dit overzicht ingediend, maar [naam] heeft betwist dat het door Dexia opgevoerde bedrag aan aftrekbare rente juist is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dexia voldoende bewijs heeft geleverd van de door [naam] betaalde bedragen en dat het fiscale voordeel van € 3.546,44 in aanmerking moet worden genomen bij de schadeberekening.

De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [naam] als cliënt te accepteren, terwijl zij had moeten weten dat de tussenpersoon geen vergunning had. Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding van € 26.300,06, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten van € 888,03. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de kantonrechter de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10235810 EL 22-31
vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2024
in de zaak van
[naam],
wonende te [plaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [naam] en Dexia genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 juli 2024;
  • de akte na tussenvonnis van Dexia van 8 augustus 2024;
  • de antwoordakte van [naam] van 5 september 2024.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling2.1. Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 11 juli 2024. De kantonrechter blijft bij hetgeen daarin is overwogen en beslist.

2.2.
Bij genoemd tussenvonnis is Dexia in de gelegenheid gesteld om een overzicht te geven van de betaalde rente en aflossingen ter onderbouwing van het door haar gestelde door [naam] genoten fiscale voordeel. Dexia heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en [naam] heeft hierop geantwoord.
2.3.
Dexia doet een beroep doet op verrekening van het fiscale voordeel. Het gaat hier om een zogeheten aflossingsproduct waarbij maandelijks een bedrag werd betaald dat bestond uit rente en aflossing. Om het fiscaal voordeel te kunnen berekenen is van belang te weten welk deel uit (niet aftrekbare) aflossing bestond en welk deel uit (aftrekbare) rente.
2.4.
Dexia heeft een aanvullend financieel overzicht ingebracht, waaruit volgens haar volgt dat het door haar gehanteerde bedrag aan aftrekbare rente juist is en dat zij geen aflossingen als aftrekbare rente heeft meegenomen. Dexia handhaaft haar stelling dat [naam] € 3.546,44 aan fiscaal voordeel heeft genoten.
2.5.
[naam] heeft aangevoerd dat Dexia het door haar aangevoerde bedrag aan aftrekbare rente niet nader heeft gesubstantieerd. Dexia heeft slechts een kolom toegevoegd op de laatste pagina van haar financieel overzicht zonder de nodige toelichting, waardoor zij niet voldaan heeft aan het verzoek in het tussenvonnis. [naam] is verder van mening dat Dexia heeft nagelaten om het bedrag aan rente en aflossing van de jaren 1999 en 2001 tot en met 2003 te specifiëren noch heeft Dexia hierover een toelichting gegeven, zodat het voor [naam] nog steeds niet duidelijk is wat aan rente en aflossing is betaald gedurende de looptijd van de effectenleaseovereenkomst. Daarnaast stelt [naam] dat uit het financieel overzicht onder productie 7 bij akte na tussenvonnis van Dexia zou volgen dat [naam] op 26 mei 2000 een bedrag van € 21.801,46 aan rente heeft betaald. [naam] heeft echter een vooruitbetaling gedaan ter hoogte van € 21.801,46. Het is onaannemelijk dat het bedrag dat [naam] heeft vooruitbetaald slechts uit rente zou bestaan. Bij een aflossingsproduct werd immers zowel een deel rente als een deel van de hoofdsom betaald.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat Dexia voldoende heeft aangetoond welke bedragen [naam] aan rente en aflossingen heeft betaald. Uit het aangepaste overzicht van Dexia volgt immers welk betalingen [naam] heeft verricht en welk deel ziet op de rente. Het verschil tussen deze bedragen ziet derhalve op gedane aflossingen. [naam] heeft onvoldoende betwist dat het bedrag van € 21.801,46 geheel uit rente bestaat. De enkele stelling dat dit onaannemelijk is, is daarvoor onvoldoende. Daarnaast wordt voorbijgegaan aan de stelling van [naam] omtrent de jaren 1999 en 2001 tot en met 2003, nu Dexia nooit het standpunt heeft ingenomen dat met betrekking tot die jaren fiscaal voordeel in de vorm van aftrekbare rente is genoten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat bij de vaststelling van de schade rekening dient te worden gehouden met een fiscaal voordeel van € 3.546,44.
vorderingen van [naam]
2.7.
De door [naam] gevorderde verklaringen voor recht zullen, zoals reeds bij tussenvonnis van 11 juli 2024 is overwogen, worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [naam] heeft gehandeld door [naam] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [naam] niet alleen als klant aanbracht maar hem tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Daarnaast wordt in aanvulling op hetgeen reeds in het tussenvonnis is bepaald, voor recht verklaard dat [naam] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is deze schade te vergoeden.
2.8.
De als gevolg hiervan door [naam] geleden schade kunnen partijen thans berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten en het fiscaal voordeel van € 3.546,44. Nu het fiscaal voordeel het enige geschilpunt was met betrekking tot de berekening van de schade, kan op grond van het voorgaande uitgegaan worden van de berekening van Dexia (bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie), zodat de schade € 26.300,06 bedraagt.
In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
2.9.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [naam] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vorderingen Dexia
2.10.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
2.11.
Dexia zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [naam] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [naam] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 888,03.
2.12.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

3.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [naam] heeft gehandeld door [naam] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [naam] niet alleen als klant aanbracht maar [naam] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
3.2.
verklaart voor recht dat [naam] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is deze schade te vergoeden,
3.3.
veroordeelt Dexia om aan [naam] te betalen de schade van € 26.300,06, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 2.8.,
3.4.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 888,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
3.5.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
wijst de vorderingen af,
3.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [naam] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Van Dam van Isselt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.