In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 3 oktober 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen [naam] en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst waarbij [naam] als eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie optreedt, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces. Dexia, gevestigd in Amsterdam, is de gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie, vertegenwoordigd door USG Legal Professionals.
De procedure is voortgevloeid uit een tussenvonnis van 11 juli 2024, waarin Dexia de gelegenheid kreeg om een overzicht te geven van de betaalde rente en aflossingen ter onderbouwing van het door haar gestelde fiscale voordeel dat [naam] zou hebben genoten. Dexia heeft dit overzicht ingediend, maar [naam] heeft betwist dat het door Dexia opgevoerde bedrag aan aftrekbare rente juist is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dexia voldoende bewijs heeft geleverd van de door [naam] betaalde bedragen en dat het fiscale voordeel van € 3.546,44 in aanmerking moet worden genomen bij de schadeberekening.
De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [naam] als cliënt te accepteren, terwijl zij had moeten weten dat de tussenpersoon geen vergunning had. Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding van € 26.300,06, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten van € 888,03. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de kantonrechter de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.