In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een minderjarige, geboren in 2006. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 20 september 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 oktober 2024. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. J.E.S. de Rechter, en een gedragsdeskundige gehoord. De betrokkene heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij liever alleen zou wonen, maar begrijpt dat dit momenteel niet mogelijk is. De behandelaar heeft echter gesteld dat de betrokkene een verstandelijke handicap heeft en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder psychische en materiële schade, en gevaar voor de algemene veiligheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een disharmonisch ontwikkelingsprofiel met een zeer laag sociaal-emotioneel niveau. Dit heeft geleid tot ernstige problemen in zijn ontwikkeling en functioneren. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De betrokkene verzet zich tegen de opname, maar de rechtbank concludeert dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen bereiken. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 7 april 2025. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.