ECLI:NL:RBZWB:2024:7328

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/424488 / FA RK 24-3194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale echtscheiding met betrekking tot huurrecht en erkenning huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding tussen een vrouw met de Nederlandse nationaliteit en een man met de Iraanse nationaliteit. Partijen zijn op [datum] 2019 te [plaats], Turkije, met elkaar gehuwd. De vrouw heeft op 10 juli 2024 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, maar de man heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek tot echtscheiding te beoordelen, omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Dit is in overeenstemming met artikel 3 onder a sub i van de EU-verordening 2019/1111 (Brussel II-ter).

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding. De vrouw heeft geen recent en authentiek afschrift van de huwelijksakte overgelegd, maar heeft wel het originele trouwboekje overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd waarom het niet mogelijk was om het ontbrekende stuk over te leggen, en heeft besloten dat het trouwboekje voldoende is.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of het huwelijk rechtsgeldig is erkend in Nederland. Aangezien het huwelijk volgens het recht van Turkije rechtsgeldig is, heeft de rechtbank geoordeeld dat het huwelijk kan worden erkend in Nederland. De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, en omdat de man deze stelling niet heeft weersproken, heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het [adres], met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/424488 / FA RK 24-3194
Beschikking d.d. 23 oktober 2024 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, gevestigd te Vlissingen,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot echtscheiding van de vrouw, ingekomen op 10 juli 2024;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2019 te [plaats], Turkije, met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Iraanse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt dat de rechtbank bij beschikking:
1. tussen partijen de echtscheiding uitspreekt;
2. het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toekent.

4.De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de man de Iraanse nationaliteit heeft en dat partijen in Turkije zijn getrouwd. Er zit daarom een internationaal aspect aan deze zaak. De rechtbank moet daarom bij de verschillende verzoeken eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen en zo ja, welk recht van toepassing is.
Echtscheiding
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd om het verzoek tot echtscheiding te beoordelen, omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Dit volgt uit artikel 3 onder a sub i van de EU-verordening 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (Brussel II-ter).
4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Verzoekschrift zonder authentiek afschrift van de huwelijksakte
4.4.
Bij indiening van een verzoekschrift tot echtscheiding dient een recent en authentiek afschrift van de huwelijksakte te worden overgelegd (artikel 815 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 2.2 Procesreglement Scheiding).
4.5.
Door de vrouw is geen recent en authentiek afschrift van de huwelijksakte overgelegd. Zij heeft gesteld dat partijen, anders dan dat zij daar zijn gehuwd, geen enkele binding hebben met Turkije en dat het daarom niet mogelijk is een recent afschrift van de huwelijksakte uit Turkije te verkrijgen. De vrouw heeft wel het originele trouwboekje overgelegd. Hieruit blijkt dat partijen op [datum] 2019 te [plaats], Turkije, zijn getrouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw voldoende gemotiveerd waarom het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk is het ontbrekende stuk over te leggen. In dit geval kan daarom worden volstaan met het overleggen van het trouwboekje.
Rechtsgeldigheid en erkenning huwelijk
4.6.
In het kader van een echtscheiding waarbij het huwelijk in het buitenland is voltrokken, dient de rechtbank ambtshalve de vraag te beantwoorden of dit huwelijk op grond van artikel 10:31 BW wordt erkend in Nederland. De beantwoording van deze vraag is van belang, omdat een buitenlands huwelijk dat naar Nederlands recht niet wordt erkend, door de Nederlandse rechter niet kan worden ontbonden.
4.7.
Uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31 eerste lid BW). Op grond van artikel 10:31 lid 4 BW wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn als een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
4.8.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.5 is overwogen, heeft de vrouw het originele, door de bevoegde autoriteiten in Turkije afgegeven, trouwboekje overgelegd. Gelet hierop wordt vermoed dat het huwelijk tussen partijen rechtsgeldig is voltrokken. De rechtbank zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden die het rechtsvermoeden van artikel 10:31 lid 4 BW weerleggen. Van omstandigheden die zouden moeten leiden tot het oordeel dat dit huwelijk niet voor erkenning in Nederland vatbaar is, omdat die erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van Nederland (artikel 10:32 BW) is niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het huwelijk in Nederland kan worden erkend.
4.9.
De vrouw stelt dat het huwelijk tussen partijen duurzaam is ontwricht en zij verzoekt de echtscheiding uit te spreken.
4.10.
De man heeft de door de vrouw gestelde duurzame ontwrichting niet weersproken. Omdat daarmee aan de wettelijke vereisten voor een verzoek tot echtscheiding is voldaan, zal de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitspreken.
Woning
4.11.
De Nederlandse rechter heeft gelet op artikel 4 lid 3 Rv de bevoegdheid om met toepassing van het Nederlandse recht te beslissen over het huurrecht, omdat de woning van partijen in Nederland is gelegen.
4.12.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
4.13.
De vrouw verzoekt aan haar het huurrecht van de woning toe te kennen.
4.14.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot het huurrecht van de woning als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats], Turkije op [datum] 2019;
5.2.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het [adres], met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
5.3.
verklaart de beslissing met betrekking tot het huurrecht van de woning uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Knops-Pijper op 23 oktober 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.