ECLI:NL:RBZWB:2024:7331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426733 / JE RK 24-1682
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met aandacht voor de inzet van een JIM

Op 23 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Duinhof, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak werd behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling (GI) betrokken was. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 10 november 2025, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden. De ouders van de minderjarige hebben stappen gezet in de hulpverlening en zijn open voor ondersteuning, maar de kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2024 waren de moeder, de stiefvader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en geconstateerd dat zij zich goed voelt in haar thuissituatie, maar dat er nog zorgen zijn over haar persoonlijke hygiëne en de opvoedingssituatie. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ondertoezichtstelling moet worden gezien als een ondersteuning voor de ouders om hen te helpen bij het zelfstandig opvoeden van de minderjarige. Er is ook aandacht voor de inzet van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor), die kan bijdragen aan de stabiliteit en ontwikkeling van de minderjarige.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ouders zijn aangemoedigd om de positieve lijn door te zetten en samen te blijven werken met de GI en de hulpverlening. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun inzet en samenwerking, en heeft het belang van een vertrouwenspersoon voor de minderjarige onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426733 / JE RK 24-1682
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 13 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 16 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de stiefvader;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft met de kinderrechter gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.
2.3.
Bij beschikking van 10 november 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze
maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 november 2024.
2.4.
Bij beschikking van 7 februari 2024 heeft de kinderrechter het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De ouders hebben stappen gezet en staan open voor de hulpverlening, maar de ondertoezichtstelling blijft voor nu nog wel nodig. Na de vorige mondelinge behandeling heeft de jeugdbeschermer een goed gesprek met de ouders gehad over wat de zorgen zijn en wat er anders moet. Met de hulpverlening vanuit [zorgorganisatie] zijn de ouders aan de slag gegaan om het huis schoon te maken en is er een schoonmaakschema gemaakt om het zo te houden. Als het gaat om het huishouden blijven de ouders begeleiding en sturing nodig hebben om ervoor te zorgen dat het goed genoeg blijft. Daarnaast staan de ouders open voor de adviezen vanuit [stichting] , die zich richt op de opvoedvaardigheden van de ouders. De persoonlijke hygiëne van [minderjarige] blijft een aandachtspunt. Een periode is het goed gegaan, maar afgelopen juni gaf de school opnieuw aan dat [minderjarige] niet fris ruikt. Ook heeft de GI aandacht voor het feit dat de moeder dingen lastig vindt en overbelast kan raken. Om die reden is er een hulpvraag bij [stichting] uitgezet voor ondersteuning/therapie voor de moeder. Verder is het (de ouders) tot op heden nog niet gelukt om [minderjarige] naar de zorgboerderij te laten gaan. Binnenkort gaat de begeleiding mee om de ouders daarbij te helpen. Het doel is om [minderjarige] soms ook bij de zorgboerderij te laten logeren, mede zodat de ouders worden ontlast. Tot slot complimenteert de GI de ouders dat zij open en eerlijk tegenover de GI en de hulpverlening zijn over de dingen die er binnen het gezin spelen.
4.2.
De moeder en de stiefvader zijn het eens met het verzoek. Zij vinden het fijn dat er hulp is en zien ook in dat zij hulp bij de opvoeding en het huishouden nodig hebben. De ouders hebben een klik met de jeugdbeschermer en vertrouwen haar. De komende periode willen zij nog beter op de persoonlijke hygiëne van [minderjarige] gaan letten. Verder denken zij dat het op termijn gaat lukken om zelfstandig voor [minderjarige] te zorgen. Gelet op de rugzak van de moeder en de zorgen die zij over de kinderen in België heeft, zou de moeder graag ondersteuning voor zichzelf willen. Ook [minderjarige] heeft aangegeven dat zij een buddy wil.
4.3.
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met haar gaat en dat het thuis fijn is. [minderjarige] vertrouwt haar ouders en heeft een goede klik met haar begeleiders. De hulpverlening vindt [minderjarige] fijn. Ook heeft [minderjarige] verteld dat zij aanstaande donderdag, met begeleiding, gaat proberen om een dag naar de zorgboerderij te gaan. Verder gaat het goed op school. [minderjarige] heeft veel vriendinnen. Zij is weleens verdrietig, maar niet vaak. [minderjarige] heeft geen dingen waar zij altijd verdrietig over is.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 lid 1 BW en zal het – onweersproken – verzoek toewijzen voor de duur van een jaar, te weten tot 10 november 2025. Hij legt dit hierna uit.
5.2.
De kinderrechter ziet dat de ouders in de afgelopen periode veel stappen hebben gezet en dat er een positieve lijn is ingezet. Zij hebben na de vorige mondelinge behandeling een goed gesprek met de (nieuwe) jeugdbeschermer gehad, wat het vertrouwen en de samenwerking met de GI heeft verbeterd. Daar is de kinderrechter erg blij mee. Ook zijn de ouders met de hulpverlening aan de slag gegaan om het huis op orde te krijgen, wat op dit moment door de GI als goed genoeg wordt gezien. De ouders staan open voor de hulpverlening vanuit [zorgorganisatie] en [stichting] en gaan ook serieus met de adviezen aan de slag. De kinderrechter complimenteert de ouders hiervoor en benoemt dat de ouders op de goede weg zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Om dat voor elkaar te krijgen, is het voor nu nog nodig dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Zo hebben de ouders nog sturing en ondersteuning nodig om ervoor te zorgen dat het huishouden goed genoeg blijft. Daarnaast zijn er nog steeds zorgen over de persoonlijke hygiëne van [minderjarige] , ondanks dat het een periode beter leek te gaan. Ook vindt de kinderrechter het van belang dat [minderjarige] naar de zorgboerderij gaat, mede zodat de ouders worden ontlast. Dit maakt dat de zorgen over [minderjarige] in haar opgroeifase nog niet volledig zijn weggenomen en de maatregel nodig blijft.
5.3.
De kinderrechter merkt hierbij op dat de ondertoezichtstelling voor [minderjarige] en de ouders moet worden gezien als een ondersteuning om toe te werken naar vrijwillige hulpverlening en de situatie waarin de ouders zelfstandig [minderjarige] verzorgen en opvoeden.
De komende periode vindt hij het belangrijk dat de ouders de ingezette positieve lijn doorzetten, dat zij zich blijven inzetten voor een schone opvoedomgeving voor [minderjarige] en ook aandacht blijven houden voor de persoonlijke hygiëne van [minderjarige] . Ook verwacht de kinderrechter dat de ouders met de GI en de hulpverlening blijven samenwerken.
Verder vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI aandacht blijft houden voor (de persoonlijke problematiek van) de moeder en de zorgen die zij over de andere kinderen in België heeft, nu die situatie ook van invloed kan zijn op de opvoedsituatie van [minderjarige] .
Daarnaast benadrukt de kinderrechter de meerwaarde van een vertrouwenspersoon/buddy voor [minderjarige] . Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor). Een JIM is een volwassene die (de situatie van) [minderjarige] en het gezin al kent en ook kan meedenken over hoe het gezin en [minderjarige] kunnen worden ondersteund. Het is een persoon die [minderjarige] al vertrouwt en waar zij naar toe gaat als het even niet goed gaat. Door de inzet van een JIM kan aan [minderjarige] een verdere bijdrage aan stabiele groei worden geboden. Professionals kunnen immers wisselen, maar de JIM blijft. De kinderrechter gunt [minderjarige] zo’n JIM, een persoon die [minderjarige] vertrouwt, die haar begrijpt en er altijd voor [minderjarige] is. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij gaan onderzoeken wie zo’n vertrouwenspersoon voor [minderjarige] zou kunnen zijn.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 10 november 2024 en tot 10 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 29 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.