ECLI:NL:RBZWB:2024:7342
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een hotel en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. die eigenaar is van een hotel, tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 4.236.000 per 1 januari 2022, en had dit bedrag als basis genomen voor de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, aanwezig was, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt door middel van een berekening op basis van vergelijkbare hotels in de regio. De rechtbank oordeelt dat de waarde van het hotel niet te hoog is vastgesteld en wijst het beroep van belanghebbende af.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn niet is overschreden, aangezien de heffingsambtenaar het bezwaarschrift op 22 februari 2023 heeft ontvangen en de uitspraak op 25 oktober 2024 is gedaan. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslagen OZB gehandhaafd blijven, en er geen vergoeding van griffierecht of proceskosten aan belanghebbende wordt toegekend.