ECLI:NL:RBZWB:2024:738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
02/121025-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 september 2022 in Roosendaal een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een snelheid van ongeveer 87 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 60 km/u was. Tijdens het ongeval raakten drie passagiers in zijn auto ernstig gewond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd voor het veroorzaken van het ongeval en het rijden onder invloed van alcohol. De verdediging betwistte de aanmerkelijke onvoorzichtigheid en de invloed van alcohol op de rijvaardigheid van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat de combinatie van hoge snelheid en alcoholgebruik wel degelijk aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag vormde. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de gevolgen van het ongeval voor hemzelf en zijn vrienden, en besloot af te wijken van de gebruikelijke straffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/121025-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. J.E. de Glopper, advocaat te Goes

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2024, waarbij de officier van justitie mr. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij drie personen (ernstig) gewond zijn geraakt dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft met regenachtig weer en in een flauwe bocht waar hij zijn snelheid moest aanpassen te hard gereden terwijl hij onder invloed was van alcohol. Deze omstandigheden samen maken dat het rijgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig kan worden gekwalificeerd. Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waaraan hij schuld heeft zoals wordt bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Bij het [slachtoffer 1] is sprake van lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is sprake van zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte onder 1 primair tenlastegelegde feit. Er kan niet worden gesproken van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag. Het alcoholpercentage was niet dusdanig hoog dat dit de rijvaardigheid heeft kunnen beïnvloeden. Daarnaast wordt in het rapport forensisch voertuigenonderzoek gerapporteerd dat de storingen zijn geregistreerd op 16 september 2022, terwijl het ongeval op 17 september 2022 heeft plaatsgevonden. Het rapport kan daarom niet worden gebruikt voor het bewijs. Bovendien volgt uit het rapport niet met welke snelheid verdachte uit de bocht is gekomen. Bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat vaststaat dat verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Ook voor feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststelling feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 17 september 2022 een eenzijdig verkeersongeluk heeft plaatsgevonden op de Rietgoorsestraat in Roosendaal. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. Vanuit de rijrichting Thorbeckelaan naar de Westelaarstraat maakt deze weg een flauwe bocht naar rechts. Tijdens het ongeval was het regenachtig weer, waardoor het wegdek nat was. Verdachte reed als bestuurder in een personenauto over de Rietgoorsestraat met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] als passagiers. Hij was onder invloed van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol en heeft met een te hoge snelheid gereden. Verdachte is ongeveer 60 meter na de bocht met de linkerkant van zijn voertuig tegen een boom in de linker berm tot stilstand gekomen. Alle inzittenden zijn gewond geraakt door het ongeval.
Artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf zoals bedoeld in artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, waarbij er in ieder geval sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door verdachte.
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De eerste vraag die de rechtbankmoet beantwoorden, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Dat in het proces-verbaal forensisch voertuigenonderzoek wordt gerapporteerd over storingen op 16 september 2022, terwijl het ongeval heeft plaatsgevonden op 17 september 2022, is voor de rechtbank geen reden om dat rapport uit te sluiten van het bewijs. Nu in het rapport duidelijk wordt aangegeven dat de storingen passend zijn bij de schade veroorzaakt door de botsing, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een kennelijke verschrijving. Het proces-verbaal kan dan ook voor het bewijs worden gebruikt. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij dacht dat hij op deze weg 80 km/u mocht rijden. De rechtbank ziet dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de vaststelling in het rapport dat de snelheid van het voertuig ten tijde van de botsing met de boom 87,2 km/u bedroeg.
De rechtbank stelt voorop dat een verkeersdeelnemer bij het naderen van een flauwe bocht bij regenachtig weer zijn snelheid dient te matigen. Verdachte heeft echter gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan, terwijl hij ook nog onder invloed was van alcohol. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door deze combinatie van gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en is daarom van oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel
De rechtbank stelt aan de hand van de medische informatie en de nadere verklaringen van de passagiers vast dat door het ongeval letsel bij de passagiers is veroorzaakt. Bij [slachtoffer 2] bestond het letsel uit een gescheurde milt, een bloeding aan de lever, een gescheurde nier en bijnier, een gebroken borstbeen en letsel aan de alvleesklier. Er was sprake van een multi orgaan trauma. Het borstbeen van [slachtoffer 2] zal altijd gebroken blijven en hij ervaart nog steeds hoofdpijn en concentratieproblemen. Hij heeft drie maanden niet kunnen werken. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 2] sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Bij [slachtoffer 3] bestond het letsel uit een hoofdwond, een gebroken rechter onderarm waaraan hij geopereerd moest worden, een gebroken linker schouder en sleutelbeen, twee gebroken ribben en een gebroken kootje aan de linker ringvinger. Gelet op de veelheid aan breuken en de operatie die heeft moeten plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat ook bij [slachtoffer 3] sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Dat is anders bij [slachtoffer 1] , waar het letsel bestond uit een scheurwond aan zijn linker ringvinger, een scheur aan zijn linkeroor en vochtophoping in de buikholte. Hij was zes weken na het ongeval weer volledig aan het werk. De rechtbank stelt vast dat bij [slachtoffer 1] sprake is van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 17 september 2022 te Roosendaal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Rietgoorsestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig
- terwijl hij onder invloed van te veel alcohol verkeerde,
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto's toegestane maximum
snelheid van 60 kilometer per uur gereden, te weten ongeveer 87 kilometer per uur,
en
- onvoldoende zijn snelheid geminderd bij het naderen van een bocht,
ten gevolge waarvan verdachte met zijn personenauto in botsing is gekomen met een boom, door welk verkeersongeval de passagiers van verdachte, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , respectievelijk zwaar lichamelijk letsel, zwaar lichamelijk letsel en zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
- een hersenschudding en een gebroken borstbeen en een gescheurde lever en milt en gescheurde/gekneusde nieren en alvleesklier ( [slachtoffer 2] ) en
- een gebroken arm en schouder en sleutelbeen en ribben ( [slachtoffer 3] ) en
- een hersenschudding ( [slachtoffer 1] ),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
op 17 september 2022 te Roosendaal, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,61 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 40 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Hij wijkt in het voordeel van verdachte af van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte en omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de grote gevolgen die het ongeluk voor verdachte heeft gehad, dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en het tijdsverloop. De verdediging bepleit met klem geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat de kans bestaat dat verdachte zijn baan zal kwijtraken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na een bruiloftsfeest in Nispen in de avond van 16 op 17 september 2022 zijn drie vrienden met verdachte in zijn auto terug naar huis gegaan. Verdachte is niet zo lang na vertrek met hoge snelheid tegen een boom gereden. Gelet op de foto’s in het dossier is het een wonder dat alle inzittenden het ongeluk hebben overleefd. De vrienden en verdachte hebben geen antwoord op de vraag hoe het ongeluk precies heeft kunnen gebeuren, maar verdachte is er (strafrechtelijk) verantwoordelijk voor. Die verantwoordelijkheid heeft verdachte ook genomen toen hij ruim een maand na het ongeval kon worden gehoord en ook op zitting laten zien.
Door het ongeluk hebben zijn drie vrienden (ernstig) letsel opgelopen, waarvan een van hen blijvend. Ook verdachte zal zijn leven lang de gevolgen ervaren. Hij heeft door het ongeluk diverse breuken opgelopen, onder andere van zijn linkerbeen en knie. Daardoor zal hij de rest van zijn leven bepaalde lichamelijke activiteiten niet meer kunnen doen, zoals zijn favoriete sport voetbal, en bij andere activiteiten beperkt zijn. Daarnaast heeft het ongeluk grote financiële gevolgen voor verdachte, die niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij heeft een nieuwe auto moeten kopen, een rekening van een paar duizend euro gekregen voor de schade aan de boom en er zullen nog allerlei kosten van zijn vrienden op hem verhaald gaan worden.
Die persoonlijke gevolgen zijn ook voor de rechtbank aanleiding om in zijn voordeel af te wijken van de oriëntatiepunten van de rechtspraak voor overtreding van artikel 6 WVW. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte door het ongeluk een harde les heeft geleerd. De rechtbank ziet daarom geen toegevoegde waarde in een werkstraf en zal volstaan met een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar die geheel voorwaardelijk opleggen. Verdachte heeft zijn rijbewijs namelijk nodig voor zijn werk en dat is mede van belang om te voldoen aan zijn financiële verplichtingen door dit ongeluk.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de
schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van
deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de
Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.