Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V.
De gedraging vond plaats op 10 april 2023 om 16:21 uur op de Haviksberg te Hoogerheide. De betrokkene voerde aan dat hij niet had gezien dat het om een invalideparkeerplaats ging, omdat de verf van het pictogram niet goed zichtbaar was en er meerdere invalide parkeerplekken waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, stelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat de betrokkene niet had aangetoond dat er twijfel bestond over de juistheid van deze verklaring.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene niet voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De boete werd als terecht opgelegd beschouwd, en het beroep werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend, aangezien het beroep ongegrond was.