Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het niet rechts houden op de rijksweg A16 te Zevenbergschenhoek op 23 juli 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de gemachtigde van betrokkene verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gedeeltelijk gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege deze schending van de hoorplicht en ook vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd.
De kantonrechter heeft verder bepaald dat het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid had betaald, door de officier van justitie moest worden terugbetaald. Ook is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de gemachtigde van betrokkene, maar de kantonrechter heeft aangegeven dat deze vergoeding uitsluitend aan de betrokkene zelf moet worden uitbetaald, conform de nieuwe wetgeving die sinds 1 januari 2024 van kracht is.