ECLI:NL:RBZWB:2024:74

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/02/417049 / FA RK 23/5890
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van alcoholverslaving zonder psychische stoornis

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een alcoholverslaving, voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij betrokkene, zijn advocaat en de regiebehandelaar aanwezig waren. De officier van justitie was afwezig, maar had dit voorafgaand aan de zitting gemeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de alcoholverslaving van betrokkene niet kan worden aangemerkt als een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. Dit oordeel is gebaseerd op de medische verklaring en de criteria die door de Hoge Raad zijn ontwikkeld. De rechtbank concludeert dat de verslaving niet zodanig invloed heeft op het denken en handelen van betrokkene dat hij niet in staat is om weloverwogen keuzes te maken. Betrokkene heeft aangegeven dat hij zijn alcoholgebruik onder controle kan houden en is bereid om te stoppen met drinken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van de zorgmachtiging afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor verplichte zorg. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat betrokkene zich in een proeftijd bevindt, wat van belang is voor de beoordeling van zijn situatie. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Broeders en schriftelijk uitgewerkt op 8 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417049 / FA RK 23/5890
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 4 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] , Nicaragua ,
wonende in [adres] ,,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. Z. Yeral te Roosendaal.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 december 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 22 november 2023;
- de medische verklaring van 12 november 2023, aangevuld op 1 december 2023, opgesteld en ondertekend door [psychiater] ;
- het zorgplan van 22 november 2023;
- de zorgkaart van 26 oktober 2023;
- een uittreksel uit het curateleregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024, op het woonadres van betrokkene in de [adres] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- regiebehandelaar bij Novadic Kentron, mevrouw [naam 1] , vergezeld door een collega behandelaar, mevrouw [naam 2] .
1.4
Hoewel de officier van justitie in zijn verzoek aangaf voornemens te zijn de mondelinge behandeling bij te wonen, is hij – met kennisgeving vooraf – niet verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene brengt, samengevat, naar voren dat hij een tijdje met verkeerde mensen omging. Daarvan is nu geen sprake meer. Betrokkene wil van de alcohol af. Dit lukt ook soms. Volgens betrokkene doet hij zijn best om te stoppen met drinken. Het is niet zo dat betrokkene ’s ochtends vroeg naar de supermarkt gaat om alcohol te kopen. Desgevraagd zegt betrokkene dat hij zich bewust van zijn proeftijd. Als betrokkene niet aan de voorwaarden voldoet, moet hij een werkstraf uitvoeren van 17 uur.
3.2
De regiebehandelaar verklaart, samengevat, als volgt. De alcoholverslaving van betrokkene is verweven met zijn wilsbekwaamheid en het maken van weloverwogen keuzes. Betrokkene wil graag stoppen met drinken, maar dit lukt hem niet. Zijn doen en willen wordt beheersd door zijn verslaving. Betrokkene is nu vijf keer opgenomen geweest in de kliniek, zonder resultaat. Voor de kliniek is het belangrijk dat er een zorgmachtiging wordt verleend. De regiebehandelaar begrijpt dat de medische verklaring anders is opgesteld dan het zorgplan en vraagt zich af of de zorgmachtiging ook kan worden verleend, niet op basis van de situatie hoe betrokkene er nu bij zit, maar op grond van alle voorvallen en hoe het de afgelopen periode is verlopen.
3.3
De advocaat voert, samengevat, aan dat er geen sprake is van een stoornis in de zin van de Wvggz. Er is niet voldaan aan de criteria die de Hoge Raad daaraan heeft gesteld. Het is niet zo dat de alcoholverslaving betrokkene volledig in zijn grip heeft of dat er door die verslaving zich andere psychische problemen voordoen. Het verzoek dient te worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 6:4 lid 1 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:4 sub b tot en met e Wvggz.
4.2
Ingevolge artikel 3:3 Wvggz kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 Wvggz worden verleend, indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, leidt tot ernstig nadeel en indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieve met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
4.3
Volgens de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is er bij betrokkene sprake van een alcoholverslaving. Dit wordt door en namens betrokkene ook niet ontkend. In beginsel is de alcoholverslaving van betrokkene echter geen psychische stoornis in de zin van de Wvggz. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de medische verklaring niet dat aan de door de Hoge Raad ontwikkelde criteria wordt voldaan en kan de verslavings van betrokkene niet worden aangemerkt als een stoornis in de zin van de Wvggz. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat bij betrokkene de stoornis in het alcoholgebruik niet zodanig aanwezig is dat deze het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte nadeel niet kan worden toegerekend.
Het lukt betrokkene om korte periodes geen alcohol te gebruiken. Tijdens de mondelinge behandeling is niet gebleken dat betrokkene onder invloed is of dat hij alles in het werk stelt om gehoor te geven aan zijn zucht naar alcohol. Niet waargenomen en onderbouwd is dat de verslaving betrokkene zodanig in zijn macht heeft dat hij op geen andere wijze kan handelen, dan als willoos werktuig van zijn verslaving. Betrokkene overziet zijn situatie en is bereidwillig om te stoppen met drinken. Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien onvoldoende komen vast te staan dat betrokkene wilsonbekwaam is en dat hij de consequenties van zijn drankgebruik niet kan overzien; hij ziet het gevaar in het voortzetten van zijn alcoholgebruik en de consequenties hiervan op zijn somatische problemen.
4.4
Gelet op het bovenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank aldus geen sprake van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz, reden waarom de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
4.5
Ten overvloede wijst de rechtbank in het kader van het strafrecht nog op de proeftijd waarin betrokkene zich bevindt, meer specifiek op de voorwaarden die voor hem gelden.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Broeders, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier, en op 8 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.