ECLI:NL:RBZWB:2024:7415

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425849 / FA RK 24-3883
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag identiteitskaart voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor de aanvraag van een identiteitskaart voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015. De man, wonende in [woonplaats 1], heeft het verzoek ingediend, terwijl de vrouw, wonende in [woonplaats 2], geen verweer heeft gevoerd tegen dit verzoek. De minderjarige verblijft sinds de zomervakantie van 2023 bij de man, terwijl zij eerder bij de vrouw woonde. De man heeft de minderjarige erkend en beide ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteitskaart van de minderjarige is verlopen en dat de vrouw weigert haar toestemming te geven voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart. De rechtbank heeft op basis van artikel 34 lid 2 juncto artikel 38 lid 2 van de Paspoortwet geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat zij over een geldig legitimatiebewijs beschikt. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard geen verweer te voeren, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing.

De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen en hem vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een nieuw legitimatiebewijs voor de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep. De uitspraak is gedaan door mr. Voorn en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/425849 / FA RK 24-3883
datum uitspraak: 16 oktober 2024
beschikking over vervangende toestemming identiteitskaart
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] .
over de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015, hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in ’s-Hertogenbosch.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zit het volgende stuk:
- het op 7 augustus 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 26 september 2024, gelijktijdig met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/425025 / JE RK 24-1372. In die procedure is bij separate beschikking beslist. Bij die behandeling zijn gekomen partijen. Ook waren aanwezig twee vertegenwoordigers van de GI en een vertegenwoordiger namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw, maar verblijft sinds de zomervakantie van 2023 bij de man.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
2.5
Bij beschikking van de rechtbank van 18 januari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 18 oktober 2024. Bij beschikking van 21 februari 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor plaatsing van [minderjarige] bij de andere met het gezag belaste ouder, te weten de man, met ingang van 21 februari 2024 en tot 18 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt de rechtbank hem vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitskaart voor [minderjarige] .
3.2
De vrouw voert geen verweer tegen het verzoek van de man.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. [minderjarige] verblijft sinds de zomer 2023 bij de man. [minderjarige] heeft haar moeder al een langere tijd niet meer gezien. De vrouw heeft het contact met [minderjarige] volledig verbroken. Ook is er geen enkel contact tussen de man en de vrouw. De identiteitskaart van [minderjarige] is verlopen, maar de vrouw geeft geen toestemming voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart. Het is noodzakelijk dat de rechtbank vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart zodat de man zo snel mogelijk een nieuwe identiteitskaart voor [minderjarige] kan aanvragen.
4.2
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij geen verweer voert tegen het verzoek van de man. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] over een geldig legitimatiebewijs beschikt. Zij weigert echter om haar handtekening te zetten op het formulier dat de man haar heeft toegestuurd. De man kan daarmee valsheid in geschrifte plegen en zij heeft na overleg met haar advocaat daarom dan ook besloten dat zij het formulier niet gaat ondertekenen.
4.3
Artikel 34 lid 2 juncto artikel 38 lid 2 Paspoortwet voorziet in de mogelijkheid, indien een van de personen die het gezag over een kind uitoefent weigert een verklaring van toestemming voor het aanvragen van een identiteitskaart af te geven, deze verklaring te vervangen door een verklaring van de rechter, die een zodanige beslissing geeft als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man moet worden toegewezen. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij zich kan legitimeren en het bezit van een identiteitsbewijs is ook noodzakelijk in regelmatig voorkomende situaties, zoals ziekenhuisbezoek. Nu haar huidige legitimatiebewijs is verlopen zal het verzoek, nu de vrouw daartegen ook geen verweer heeft gevoerd, worden toegewezen.
4.5
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing per direct moet worden gevolgd en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming voor de aanvraag van een nieuw legitimatiebewijs ten behoeve van [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.