ECLI:NL:RBZWB:2024:7416

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425025 / JE RK 24-1372
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor contactherstel met de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, die zich zorgen maakt over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds de zomer van 2023 geen contact meer is geweest tussen [minderjarige] en haar moeder, wat een ernstige verlieservaring voor het kind betekent. De vader van [minderjarige] heeft de zorg voor haar en heeft aangegeven dat het goed gaat met haar, maar er zijn zorgen over de rol van de moeder en de mogelijkheid van contactherstel.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder, die de afgelopen maanden volledig uit beeld was, nu weer in beeld is, maar dat er grote twijfels zijn over haar commitment om te werken aan contactherstel. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden toegewezen, met de mogelijkheid om de situatie binnen deze termijn opnieuw te evalueren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] over de rol van haar moeder in haar leven en dat de GI de komende maanden betrokken blijft bij de situatie.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn niet in staat gebleken om zelf de nodige stappen te zetten voor contactherstel, waardoor de GI een belangrijke rol blijft spelen in de begeleiding van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425025 / JE RK 24-1372
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 juli 2024;
- het bericht van de GI met bijlagen van 4 september 2024.
Te laat binnengekomen stukken:
- de brief per e-mail van de vader van 24 september 2024, met bijlagen, binnengekomen bij de griffie op 25 september 2024. De kinderrechter zal deze stukken niet meenemen in de beoordeling, gelet op de in rechtsoverweging 5.5 genoemde redenen.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeling op 26 september 2024, gelijktijdig met het verzoek van de vader voor vervangende toestemming voor de aanvraag van een identiteitskaart voor [minderjarige] , bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/425849 / FARK 24-3883. In die procedure is bij separate beschikking beslist. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij haar moeder maar woont bij haar vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 januari 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 18 oktober 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 februari 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, tot 18 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag (te weten de vader) te verlengen, voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft in de stukken het volgende aangevoerd. De GI handhaaft de verzoeken. Het is noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd. De GI maakt zich zorgen om de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder van [minderjarige] is volledig uit beeld en heeft haar handen van [minderjarige] afgetrokken. Er is nu al langere tijd geen contact meer tussen [minderjarige] en haar moeder. School heeft zorgen over het lage zelfbeeld van [minderjarige] . Ze kan van slag raken als het over haar moeder gaat. Het is nodig dat er hulpverlening komt voor [minderjarige] om te werken aan haar zelfvertrouwen. Ook het uitblijven van het contact met haar moeder is iets waar [minderjarige] ondersteuning in nodig heeft. [minderjarige] is aangemeld voor een traject bij [ggz-instelling] . [ggz-instelling] gaat aandacht hebben voor de interactie tussen [minderjarige] en haar vader en er komt daardoor meer zicht op wat [minderjarige] nodig heeft om vertrouwen te kunnen krijgen in belangrijke volwassenen om haar heen. Ook is [ggz-instelling] bedoeld om in kaart te brengen wat [minderjarige] nodig heeft rondom het contactverlies met haar moeder. De vader lijkt het ingewikkeld te vinden om [minderjarige] te confronteren met moeilijke emoties. Het is belangrijk dat een professional zicht gaat krijgen op wat [minderjarige] nodig heeft. De vader verschilt van mening met de GI over de inzet van hulpverlening. Hij is het er niet mee eens dat er aan de ene kant hulp moet komen voor [minderjarige] voor het verwerken van het verlies van het contact met haar moeder en dat er aan de andere kant moet worden gewerkt aan contactherstel. De vader wil eerst dat er praktische zaken rondom [minderjarige] worden opgelost.
De GI heeft vader geadviseerd om een procedure tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] te starten. Dit is belangrijk om rust en duidelijkheid te creëren bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft van haar vader nodig dat vader voor haar gaat opstaan en in haar belang gaat handelen, los van wat dit voor moeder betekent. De GI blijft van mening dat er aandacht nodig is voor hetgeen [minderjarige] heeft meegemaakt en voor het feit dat er vanuit haar moeder op dit moment geen toelichting komt op de reden van contactverlies. Ook dient er aandacht te zijn voor wat dit betekent voor [minderjarige] nu en in de toekomst ook gezien haar sociaal-emotionele ontwikkeling (ineens wegvallen van een belangrijke volwassene) en haar identiteitsontwikkeling. Door de weerstand van vader is de GI er niet van overtuigd dat vader zelf de keuze zal maken om passende hulpverlening te zoeken voor [minderjarige] .
De GI is van mening dat de ontwikkelingsbedreiging daardoor ook niet kan worden weggenomen in het vrijwillig kader. Vader ziet de zorg om zijn dochter anders en ziet een hulpverleningstraject op dit moment niet zitten en met moeder krijgt de GI op geen enkele manier contact. [minderjarige] heeft gedurende de ondertoezichtstelling geen contact meer gehad met haar moeder. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat zij bij haar moeder moet gaan wonen. Ondanks dat hij heeft gezegd daar stappen toe te zetten heeft de vader nog geen procedure tot wijziging van het hoofdverblijf gestart. Hierdoor is de GI genoodzaakt om de rechtbank te verzoeken om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de periode van de ondertoezichtstelling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI verklaard dat de zaak vanuit het instroomteam is doorgeleid naar vaste jeugdbeschermers. Het is belangrijk dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt zodat het traject van [ggz-instelling] gestart kan worden. De moeder is verschenen tijdens de mondelinge behandeling en heeft verklaard dat zij graag wil werken aan contactherstel met [minderjarige] . Dit verbaast de GI, omdat zij de afgelopen maanden volledig uit beeld is geweest. De GI is zelfs genoodzaakt geweest een schriftelijke aanwijzing aan de moeder te geven en deze te laten bekrachtigen door de rechtbank. Ook hierom is het belangrijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De afgelopen maanden heeft de moeder besloten volledig uit beeld van [minderjarige] te verdwijnen en deze beslissing is in de ogen van de GI schadelijk voor [minderjarige] geweest. De komende maanden zal moeten blijken of de moeder daadwerkelijk stapjes richting contactherstel kan maken. Dit moet wel de laatste kans zijn die de moeder wordt geboden. Er moet goed gekeken worden naar wat [minderjarige] aan kan. Dit kan ook betekenen dat er geen stappen tot contactherstel meer zullen worden gezet. Mede gelet op deze situatie acht de GI de verzochte termijn van zes maanden voor de verlenging te kort. De GI wijzigt het verzoek dan ook en verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van 9 maanden.
4.2.
De vader voert verweer tegen het verzoek van de GI. De vader heeft de afgelopen maanden niet ervaren dat de ondertoezichtstelling helpend is. Het instroomteam van de GI heeft niet naar behoren gefunctioneerd en ook niet ingespeeld op wat er echt nodig was. De vader heeft bij de GI erop aangedrongen om de zaak voortvarend op te pakken maar er is helaas geen urgentie aan gegeven. [minderjarige] heeft de afgelopen maanden behoefte gehad aan duidelijkheid. Duidelijkheid over wanneer ze haar moeder zou zien en welke hulpverlening voor haar zou worden ingezet. Deze duidelijkheid heeft ze niet gehad. Het klopt dat de vader niet in kan stemmen met het inzetten van een traject voor [minderjarige] bij [ggz-instelling] . Het is dweilen met de kraan open dat [minderjarige] aan de ene kant zou moeten werken aan het verwerken van het contactverlies met haar moeder en dat er aan de andere kant toch gewerkt wordt aan contactherstel. [minderjarige] heeft al sinds de zomer van 2023 geen contact meer gehad met haar moeder. De wond die [minderjarige] heeft opgelopen na het verlies van het contact met haar moeder is nu een litteken geworden. De vader is niet bereid om deze wond terug op te trekken. Het gaat nu goed met [minderjarige] , ook op school. Ze zit nu in groep 5. Het is een vrolijk meisje. Ze heeft wel wat ondersteuning nodig op school, dat wordt haar ook aangeboden. De vader denkt dat [minderjarige] diep in haar hart wel contact met haar moeder wil. Ieder kind wil toch contact met beide ouders. De vader denkt echter niet dat dat goed is voor [minderjarige] . De vader vreest dat er vanuit de moeder onvoldoende commitment zal komen voor het werken aan contactherstel. Het werken aan contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder is niet aan de vader. De deur zal open blijven staan, maar de vader zal bij de deur blijven staan om te bewaken dat [minderjarige] voor de tweede of derde keer teleurgesteld raakt door haar moeder. De vader misgunt [minderjarige] haar moeder niet, maar dan moet het contact wel veilig zijn. De vader zelf heeft geen enkel contact met de moeder, het is nu voor het eerst dat hij haar weer ziet sinds 2 jaar. Ook is er de afgelopen maanden niet gewerkt aan het totstandbrengen en verbeteren van de communicatie tussen de vader en de moeder. In het verleden is daar binnen het vrijwillig kader van alles voor ingezet maar dit heeft iets geholpen. Het verlengen van de ondertoezichtstelling om te werken aan contactherstel met de moeder heeft geen zin. Het staat of valt met de commitment vanuit moeder en daar heeft de vader grote twijfels over. De vader voert geen verweer tegen de wijziging van het verzoek door de GI. Hij wil wel dat de stukken die hij bij zijn mail van 24 september 2024 heeft ingediend, nog worden doorgestuurd aan de GI, de moeder en de Raad en dat deze stukken worden betrokken in de procedure.
4.3.
De moeder verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het klopt dat er sinds de zomer van 2023 geen contact meer is geweest tussen haar en [minderjarige] . [minderjarige] is toen bij de moeder weggenomen, maar niemand gelooft de moeder hierin. Het klopt dat de GI de afgelopen maanden meerdere keren heeft geprobeerd contact op te nemen met de moeder. De moeder heeft hier niet op gereageerd omdat het toch niet gaat werken. De moeder loopt vast in dingen. Zo krijgt zij berichten dat ze geen goede moeder is. Het is trekken aan een dood paard en niemand gelooft haar. De moeder heeft toch besloten om te verschijnen tijdens deze mondelinge behandeling omdat ze is geschrokken van de brief van school over [minderjarige] . De moeder hoopt dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd want dat is in het belang van [minderjarige] . Er kan dan gekeken worden naar wat het beste is voor haar. De moeder voert geen verweer tegen de wijziging van het verzoek door de GI.
4.4.
De Raad adviseert tijdens de mondelinge behandeling om het verzoek van de GI toe te wijzen. De Raad is bang dat op het moment dat er geen neutrale regievoerder op de zaak zit, het contactherstel of het vormen van een moederbeeld bij [minderjarige] zal stagneren. Dat is niet in het belang van [minderjarige] . Daar zal zijn last van gaan krijgen. Er is nog steeds sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] en de ouders zijn niet in staat om deze zelf weg te nemen.

5.De beoordeling

Wijziging verzoek
5.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling mondeling haar verzoek gewijzigd. De GI verzoekt nu de ondertoezichtstelling te verlengen voor 9 maanden. Gelet op het bepaalde in artikel 283 juncto artikel 130 Rv moet een wijziging van een verzoek in beginsel schriftelijk worden gedaan. De kinderrechter heeft partijen tijdens de mondelinge behandeling gevraagd of er bezwaar is tegen de wijziging van het verzoek door de GI. Geen van partijen heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen de wijziging c.q. vermeerdering van het verzoek. De kinderrechter zal de wijziging van het verzoek dan ook toestaan, nu ook geen sprake is van strijd met de eisen van een goede procesorde.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Zij heeft al sinds de zomer van 2023 geen contact meer met haar moeder en dit betekent voor haar een ernstige verlieservaring. De kinderrechter ziet dat de vader hard zijn best doet om [minderjarige] een goede thuissituatie te bieden. De kinderrechter leidt uit de stellingen van de vader af dat het goed gaat met [minderjarige] . Zo doet zij het ook steeds beter op school. De vader verdient daarvoor een groot compliment. Toch vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI de komende maanden nog betrokken blijft. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder toch weer in beeld is, ondanks dat zij de afgelopen maanden buiten beeld is geraakt en ook de GI geen contact met haar heeft weten te krijgen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder in de afgelopen maanden onbereikbaar was, ondanks dat de GI haar een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven, welke is bekrachtigd door de rechtbank. De komende maanden moet voor [minderjarige] duidelijk gaan worden of er sprake kan zijn van contactherstel met haar moeder. De GI moet zicht gaan krijgen op wat daarvoor voor [minderjarige] nodig is. De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd dat er sprake is van een ontzettend groot wantrouwen tussen de ouders. Er is tussen hen geen sprake van enige communicatie. Het gaat de ouders dus naar alle waarschijnlijkheid zelf niet lukken om stappen te maken rondom het herstarten van het contact tussen de moeder en [minderjarige] op een verantwoorde en veilige manier waarbij [minderjarige] het gevoel heeft dat ze van beide ouders mag gaan houden. Er is sprake van een complexe situatie die door de GI goed moet worden gemonitord.
5.3.
Gelet op deze omstandigheden gaat de kinderrechter voorbij aan het verweer van de vader dat ertoe strekt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De kinderrechter merkt op dat de komende maanden duidelijk moet zijn of het mogelijk is te werken aan contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder. Voor de moeder moet deze kans tot contactherstel een kans zijn die zij met beide handen aan moet grijpen. [minderjarige] verkeert al sinds juni 2023 in onzekerheid over de rol van haar moeder in haar leven. Aan deze onzekerheid moet binnen een zo kort mogelijke termijn een einde komen.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat de afgelopen maanden nog geen vaste jeugdbeschermer aan de zaak verbonden is geweest, maar dat de zaak is gemonitord door het instroomteam van de GI. De vader heeft de indruk gekregen dat zijn actieve betrokkenheid bij de ondertoezichtstelling weinig tot geen invloed heeft gehad op de manier van werken van de GI. Dit heeft het vertrouwen van de vader in de ondertoezichtstelling niet bevorderd. Het is van belang dat de komende periode wordt geïnvesteerd in de samenwerking tussen de GI en de vader. Omdat de vader de dagelijkse zorg voor [minderjarige] heeft en hij heeft gezien dat zij zich in de afgelopen jaren positief heeft ontwikkeld, is het belangrijk dat er intensief overleg met de vader is. Als er geïnvesteerd gaat worden in het contact tussen de moeder en [minderjarige] dan is het belangrijk dat de hulpverlening daarop gaat aansluiten. Als de komende maanden blijkt dat er geen contact tussen de moeder en [minderjarige] tot stand komt dan is het belangrijk dat de hulpverlening daarop aansluit.
5.5.
De kinderrechter zal geen acht slaan op de brief met bijlagen van de vader van 24 september 2024. Deze stukken zijn te laat ingediend en ook niet in kopie verstrekt aan de GI en de moeder. Afgezien van dat het beter met [minderjarige] gaat moet voorop staan dat zij er baat bij heeft dat ze contact heeft met haar beide ouders. Beide ouders hebben aangegeven dit belangrijk vinden, maar ze komen er samen niet aan uit hoe zij dit voor [minderjarige] kunnen oplossen. Alleen al om die reden vindt de kinderrechter het dus noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt zodat aan dat contactherstel invulling kan worden gegeven. Gelet hierop ziet de kinderrechter dan ook geen aanleiding om kennis te nemen van de nadere stukken die door de vader zijn ingediend.
5.6.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van 6 maanden, onder afwijzing van het restant van het verzoek. Zoals hiervoor is overwogen vindt de kinderrechter het belangrijk dat er binnen 6 maanden duidelijkheid komt zodat [minderjarige] weet waar ze aan toe is. Als blijkt dat de ondertoezichtstelling niet zodanig effectief is dat deze over 6 maanden kan worden beëindigd dan vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er binnen 6 maanden een nieuw toetsmoment wordt ingebouwd om de voortgang voor [minderjarige] te bewaken.
5.7.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Geen van partijen heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. [minderjarige] heeft formeel haar hoofdverblijf bij haar moeder maar verblijft nu bij haar vader. Uit de stellingen van de vader tijdens de mondelinge behandeling leidt de kinderrechter af dat hij wenst dat [minderjarige] bij hem blijft wonen en daartoe een procedure tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] zal gaan starten. Hiertoe is de vader echter nog niet overgegaan. De situatie dat [minderjarige] bij de vader woont dient dan ook te worden geformaliseerd. Het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal dan ook worden toegewezen.
5.8.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 18 april 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader met ingang van 18 oktober 2024 tot 18 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.