In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, die zich zorgen maakt over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds de zomer van 2023 geen contact meer is geweest tussen [minderjarige] en haar moeder, wat een ernstige verlieservaring voor het kind betekent. De vader van [minderjarige] heeft de zorg voor haar en heeft aangegeven dat het goed gaat met haar, maar er zijn zorgen over de rol van de moeder en de mogelijkheid van contactherstel.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder, die de afgelopen maanden volledig uit beeld was, nu weer in beeld is, maar dat er grote twijfels zijn over haar commitment om te werken aan contactherstel. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden toegewezen, met de mogelijkheid om de situatie binnen deze termijn opnieuw te evalueren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] over de rol van haar moeder in haar leven en dat de GI de komende maanden betrokken blijft bij de situatie.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn niet in staat gebleken om zelf de nodige stappen te zetten voor contactherstel, waardoor de GI een belangrijke rol blijft spelen in de begeleiding van [minderjarige].