ECLI:NL:RBZWB:2024:7418

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425320 / KG ZA 24-391
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot nakoming van afspraken over contactherstel tussen vader en minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw, eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, vorderingen heeft ingesteld tegen de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De vrouw vordert de tijdelijke schorsing van de zorgregeling tussen de man en hun minderjarige kind, [minderjarige], vanwege zorgen over de veiligheid van het kind. De man heeft de minderjarige erkend en er is gezamenlijk ouderlijk gezag. De vrouw heeft na een incident waarbij de minderjarige blauwe plekken op zijn rug vertoonde, besloten de omgang tijdelijk stop te zetten. De man ontkent de beschuldigingen van mishandeling en vordert in reconventie nakoming van de zorgregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2024, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook advies gegeven over de situatie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is en dat de vorderingen van beide partijen nauw met elkaar samenhangen. Uiteindelijk zijn partijen tot overeenstemming gekomen over een nieuwe zorgregeling, waarbij de omgang tussen de man en [minderjarige] op een veilige manier wordt hervat. De voorzieningenrechter heeft beide partijen veroordeeld tot nakoming van deze afspraken en de overige vorderingen afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/425320 / KG ZA 24-391
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2024
in de zaak van
[de vrouw]
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg,
tegen
[de man]
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. M. de Houck te Terneuzen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brief van mr. Kalle van 20 september, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling op 26 september 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen mevrouw [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Voor het huwelijk van partijen is het navolgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018, hierna: [minderjarige] .
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend. Ten aanzien van de minderjarige is het gezamenlijk ouderlijk gezag in het gezagsregister aangetekend.
2.3.
De minderjarige verblijft bij de vrouw.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De vrouw vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de tussen partijen vastgestelde en door de rechtbank bekrachtigde zorgregeling tijdelijk te schorsen zodat er geen enkel contact plaatsvindt tussen vader en de zoon gedurende een periode van een jaar, dan wel een periode door uw rechtbank te bepalen;
- dan wel een beslissing te nemen omtrent de tijdelijke beëindiging van de tijdelijke contactregeling tussen vader en zoon als de rechtbank in deze juist acht.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. De echtscheiding in het huwelijk van partijen is op 27 december 2022 uitgesproken. Partijen hebben afspraken over [minderjarige] gemaakt en die in een ouderschapsplan vastgelegd. Op basis van de zorgregeling die partijen zijn overeengekomen verblijft [minderjarige] iedere zondag van 10.00 uur tot dinsdagochtend 08.30 uur bij de man. De vakanties en feestdagen worden bij helfte gedeeld. De man heeft een nieuwe partner. De man vormt met die nieuwe partner en diens twee kinderen een gezin. Recent zijn de kinderen van de partner van de man met spoed uit huis geplaatst vanwege een vermoeden van kindermishandeling. Ook [minderjarige] heeft bij Veilig Thuis aangegeven dat hij door de man op zijn rug is geslagen. De vrouw heeft na een omgangsmoment tussen [minderjarige] en de man bij [minderjarige] blauwe plekken op zijn rug aangetroffen. Zij heeft de man hiermee geconfronteerd en de man ontkent dat er sprake is geweest van mishandeling. De omgang tussen de man en [minderjarige] is nu zodanig onveilig dat deze (al dan niet tijdelijk) moet worden opgeschort. In overleg met Veilig Thuis heeft de vrouw besloten de omgang stop te zetten. Het eventueel terug opstarten van de omgang moet begeleid gebeuren. Uit de brief van Veilig Thuis blijkt dat ook Veilig Thuis de situatie onvoldoende veilig vindt en van mening is dat er een veiligheidsplan moet worden opgesteld. Uit de mail van 29 juli 2024 van Veilig Thuis blijkt dat zij zich zorgen maken over de situatie van [minderjarige] bij de man thuis. De man ontkent echter alle zorgen.
3.3.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw in conventie en
concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen. In reconventie vordert de man bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de vrouw te veroordelen om over te gaan tot nakoming van de overeengekomen zorgregeling zoals volgend uit het ouderschapsplan zoals bij dagvaarding is overgelegd, althans een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling vast te stellen;
  • zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft en met onherroepelijke machtiging aan de man om het ten deze te wijzen
vonnis uitvoerbaar te leggen met behulp van de sterke arm, nadat de vrouw, nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft om aan het ten deze te wijzen vonnis te voldoen;
- met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
3.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer en vorderingen voert de man, kort samengevat, het navolgende aan. De man heeft naast [minderjarige] nog twee kinderen uit zijn eerste huwelijk, [naam 2] en [naam 3] . Met hen heeft de man dezelfde zorgregeling als met [minderjarige] . Zo is er voor gezorgd dat de kinderen van de man elkaar regelmatig zien. Zij hebben een goede band met elkaar. De man en zijn partner bevinden zich in een nachtmerrie. De man heeft altijd goed contact met [minderjarige] gehad. De man heeft [minderjarige] niet geslagen. Hij houdt zielsveel van hem. Het enige dat de man zich kan bedenken is dat hij [minderjarige] weleens op zijn rug heeft geslagen nadat hij zich verslikte in een hapje eten. [minderjarige] heeft tegen de man gezegd dat hij wel eens werd geslagen door de partner van de vrouw. Het lijkt dus alsof [minderjarige] zegt tegen ieder van zijn ouders wat hij denkt dat diegene wil horen. Het klopt dat de kinderen van de partner van de man momenteel bij hun vader verblijven. Dat is in overleg gegaan met casusregie. Het gedrag van de jongens thuis werd onhandelbaar en het leek iedereen het beste dat ze even tijdelijk bij hun vader zouden gaan verblijven zodat de rust terug kon keren. Veilig Thuis zegt nergens dat er geen omgang tussen de man en [minderjarige] kan zijn. Want daar laat Veilig Thuis zich niet over uit, dat is aan de ouders zelf. Veilig Thuis adviseert om veiligheidsafspraken te maken om het verblijf van [minderjarige] bij de man te waarborgen. De man wil alles aangrijpen om ervoor te zorgen dat er weer omgang kan zijn. De man heeft [minderjarige] al sinds medio juli niet meer gezien en hij mist hem heel erg. De omgang moet op korte termijn weer worden opgestart.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vast.
4.2.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat het een lastige situatie betreft. De vrouw heeft na inlichtingen van Veilig Thuis ertoe besloten de omgang tijdelijk stop te zetten. De Raad heeft er geen zicht op of datgene dat [minderjarige] heeft verklaard, ook daadwerkelijk is gebeurd. Het is wel heel belangrijk dat [minderjarige] zijn beide ouders kan zien, want voor de ontwikkeling van een kind is het belangrijk dat er contact is met beide ouders. De Raad is dan ook van mening dat er zo snel mogelijk weer contact moet plaatsvinden tussen [minderjarige] en de man. Dit contact moet wel in veiligheid en zekerheid plaatsvinden. Het zou het mooiste zijn als partijen onderling zouden kunnen afspreken hoe het contact weer wordt opgestart. Gezien de situatie moet het contact tussen de man en [minderjarige] (voorlopig) wel worden begeleid. Wellicht kan dit door iemand uit het netwerk van partijen, of desnoods door een professionele organisatie gebeuren. [minderjarige] heeft recht op contact met zijn vader en het is voor zijn ontwikkeling niet goed dat hij zijn vader langere tijd niet ziet.
4.4.
Tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling zijn partijen tot overeenstemming gekomen over het terug opstarten van het contact tussen de man en [minderjarige] . Partijen zijn het navolgende overeengekomen:
- op 6 oktober 2024 zal er tussen de man en [minderjarige] omgang zijn voor de duur van een uur. De vrouw zal [minderjarige] naar een indoorspeeltuin brengen en op de achtergrond aanwezig blijven. De vrouw zal [minderjarige] motiveren om bij zijn vader te blijven;
- na dit eerste contactmoment zal er op zondag 13 en zondag 20 oktober 2024 van 11:00 uur tot 14:00 uur omgang tussen de man en [minderjarige] zijn, bij de ouders van de man thuis. Bij dit contactmoment zullen alleen de man, de ouders van de man en de andere twee kinderen van de man, [naam 2] en [naam 3] , aanwezig zijn;
- na deze twee zondagen zal er iedere zondag omgang zijn tussen de man en [minderjarige] van 11:00 uur tot 18:00 uur, bij de ouders van de man thuis. Bij dit contactmoment zullen alleen de man, de ouders van de man en de andere twee kinderen van de man, [naam 2] en [naam 3] , aanwezig zijn;
- op zondag 27 oktober 2024 zal er geen omgang tussen de man en [minderjarige] zijn vanwege een familiefeest van de vrouw die dag. Om die reden zal de omgang op zondag 20 oktober 2024 en op zondag 3 november 2024 een uur langer duren, en wel tot 19:00 uur in plaats van 18:00 uur;
- bij al deze omgangsmomenten geldt dat de vrouw het vervoer van [minderjarige] voor haar rekening neemt, en [minderjarige] dus brengt bij de ouders van de man en hem daar na het omgangsmoment ook weer ophaalt;
- voornoemde zorgregeling zal door blijven lopen totdat uit het onderzoek van Veilig Thuis meer duidelijkheid is gekomen en partijen zelf, dan wel met behulp van professionele begeleiding, andere afspraken over de omgang hebben gemaakt.
4.5.
De voorzieningenrechter zal beide partijen veroordelen tot nakoming van de voornoemde afspraken en de vorderingen in conventie en reconventie voor het overige afwijzen.
4.6.
De voorzieningenrechter verwacht dat partijen zich zullen houden aan de door hen gemaakte afspraken zodat de omgang tussen de man en [minderjarige] weer kan worden hervat. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het goed zou zijn als partijen met elkaar gaan bekijken welke vorm van hulpverlening zij kunnen inzetten om te werken aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie. Het is voor [minderjarige] van belang dat hij ouders heeft die het verleden achter zich kunnen laten en in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te overleggen over [minderjarige] . Het is belangrijk dat partijen zich gaan inzetten om dit voor [minderjarige] mogelijk te maken.
4.7.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt partijen tot nakoming van de tussen hen gemaakte afspraken, zoals vermeld onder rechtsoverweging 4.4;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Voorn, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.