Op 24 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van drie maanden, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige bestaat, wat aanleiding geeft tot het toewijzen van de verzoeken. De moeder van de minderjarige, die momenteel geen stabiele woonplek heeft, heeft erkend dat de huidige situatie niet geschikt is voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, met de nadruk op het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de contacten tussen de moeder en de minderjarige verder te faciliteren en te zoeken naar een geschikte woonplek voor hen beiden.